Camino de Levante 

23 september - 5 oktober 2012

Pelgrimeren als een ontdekkingsreiziger!

De Camino de Levante, een van de zogenaamde traditionele pelgrimswegen dwars over het Iberisch schiereiland, van Valencia naar Santiago de Compostela, is een hersenspinsel.
Er zijn weinig of geen aanduidingen, herbergen zijn dun gezaaid of gesloten, de route is lang en eenzaam, meestal nog saai ook. Pelgrims kom je er evenmin tegen. Dit is nu eens een een route voor Santiago-gangers, die de platgetreden pelgrimspaden willen verlaten en in ruil daarvoor vaak geen enkele weg zullen vinden. Want Spanje, dat is doorploegd met autowegen, nieuwe spoorwegen, grote infrastructuurwerken, die fietsers vaak heel ver doen omrijden.
Het maakt de tocht natuurlijk een stuk spannender, als accomodatie, route, eten en drinken onvoorspelbaar zijn. Voeg er dan nog een dagenlange, aanhoudende kopwind uit het Westen en regen aan toe en het wordt de beste Camino. Bij aankomst.



Camino zonder weg

Wie een bergtop al langs drie makkelijke routes beklommen heeft, wil de vierde keer gegarandeerd een andere, minder toegankelijke piste uitproberen. Zo ook met de camino’s naar Santiago. De hoofdroute, de Camino Francés, kan je als het ware met je ogen dicht uitrijden. Iedereen onderweg in Spanje weet waar je naartoe trekt en helpt je op de juiste weg. Als je met opzet even van de route wil afwijken om wat meer te zien, gooit er zich een Spanjaard voor je fiets om te verhinderen dat je van de rechte weg zou afwijken.

Helemaal anders is dat op de Camino de Levante, waarover volgens de traditie de bewoners van Spanjes Oostkust, van Valencia tot Almeria, naar de Derde Heilige Stad van het Christendom trokken. Deze route ‘van de opkomende zon’ moet heden ten dage door iedere pelgrim opnieuw op het terrein gezocht en afgebakend worden, zeker over de eerste helft tot Toledo. Valencia en zijn provincie zijn namelijk van die nijvere, Catalaanse streken waar ondanks de crisis de landschapsomvormers nog de vrije hand hebben. Een nieuwe autoweg met aanvoerwegen en twee spoorwegbeddingen hebben de zeldzame oude paden doorsneden, weggeveegd of onder hun bedding laten verdwijnen.

Geen echte verrassing dus dat ik me na twee dagen naarstig trappen in het verpauperde stadje Yecla bevond, in de regio Murcia, ten Zuiden van Valencia, terwijl Santiago eigenlijk westwaarts ligt. Maar Almansa en de andere ‘traditionele’ etappes na Moixent – dat ik ook al via veel omwegen gehaald had – zijn onbereikbaar met de fiets. De autoweg ligt op de bedding van de oude en enige weg. Aangemoedigd door een Spanjaard, die halvelings wist dat er een dienstweg lag langs de autoweg, waagde ik me toch vele kilometers langs de autoweg. Je rijdt dan kilometers lang over die dienstweg, strak voor je uitkijkend met de vrees dat hij plots ophoudt. En dat doet hij ook. En je moet helemaal terug.

Om veel omwegkilometers kort te maken en als tip voor komende Levante-fietsers: met de fiets kan je de wandelroute van de Camino de Levante niet volgen tussen Valencia en Albacete. Je botst er telkens opnieuw op de Spaanse klassiekers van het wegennet, de gewone route die plots het statuut van autoweg krijgt, de weg, die in drie stappen van breed en geasfalteerd degradeert naar smal, onverhard en doodlopend en dan de route, die fataal op een nieuwe ophoging doodloopt als tegen de Berlijnse Muur.



De klassiekers, Toledo, Ávila, Zamora

Die veelsterren toerstistische plaatsjes in Spanje zijn overopgepoetst. Het lijkt wel alsof met de barsten in de gevels en de auto’s uit de straten ook de charme en de warmte buitengebonjourd werd. Het is allemaal een beetje te opgeschoond, overgeleverd aan de toeristen ook.
Neem nu de Kathedraal van Toledo. Acht Euro toegang. Voor de pelgrim, die alleen maar in de sacristie zijn passage-stempeltje komt halen: acht Euro. Om maar te zeggen dat dié stempel in mijn boekje ontbreekt. Zelfde scenario in Ávila, waar ze de kathedraal op 3 Euro ingeprijsd hebben. Het blijven wel mooie steden om door te fietsen, maar ik verkies de spontane, kleinere en onbekendere plaatsjes. Wacht dacht je van Consuegra?

Consuegra

Originele plekjes vinden lukt niet met een reisgids in de hand. Dergelijke hoekjes waren maar uniek en onvindbaar tot een speurende schrijver ze vermeldde in zijn gids.
Met de fiets kan je al eens tegen de richting rijden of een wegje uitproberen, waar ander verkeer niet mogelijk is. De kansen op een onbeschreven vondst nemen dan al toe. De ontmoeting met iets uniek groeit echter als het weer je in de steek laat. Regen gooit reisschema’s en geplande stops overhoop. Een straat, die je anders nooit zou inslaan bijvoorbeeld of een onvoorziene halte om wat soelaas te vinden bij tegenvallend weer.

Het goot water, toen ik Consuegra binnenreed. Het stadje van niks op mijn weg naar Toledo zou ik anders niet aangedaan hebben. Mijn haastige zoektocht om ergens wat te kunnen schuilen was niet onmiddellijk succesvol, typisch. Geen bushokje, pompstation, overhangend balkon. Om de hoek dan toch een open, maar overdekt voorportaaltje van een kleine kerk. Ik fiets de twee trapjes op en laat me enkele minuten uitlekken.

Het portaaltje is maar twee meter diep, opgetrokken uit bescheiden materialen, afgeboord met een oud hekwerk. Je ziet het op de foto links, die ik van ‘Streetview’ heb, zelf foto’s nemen zat er niet in die dag. De kerkdeur is op slot. Rechts is nog een andere deur, ze hangt net nog in haar hengsels en geeft toegang tot een klein lokaaltje. Daar staat een vitrine-kast met religieuse voorwerpen en een in de muur ingebouwde houten draaitrommel, als die in een pandjeshuis. Als je niets te doen hebt dan te wachten en alles te nat is om in je bagage te graven om er iets uit te vissen, kan je alleen maar met rondkijken je tijd vullen. Na een half uur heb ik alle heiligenbeeldjes en rozenkransen al in detail bekeken in de vitrine-kast en dan plots hoor ik gerommel achter de draaitrommel. Misschien heeft iemand me al die tijd zitten observeren. En dus stel ik mezelf maar voor aan de trommel. Pelgrim, Santiago, fiets, uitgeregend, schuilplaats, wachten. Iemand antwoordt. De stem blijkt een zuster te zijn, een Ongeschoeide Karmelietes. Het doorgeefluik is haar enige contact met de buitenwereld. Ze wil graag mijn pelgrimsboekje stempelen. Ik draai het naar binnen. Het komt terug met een kleine brochure over de kloosterorde. Er zijn nog 58 kloosters van Karmel actief in Spanje. In Ávila kom ik over enkele dagen langs het hoofdklooster van de oprichtster van de orde, de Heilige Teresa. De zuster achter de trommel is er nooit geweest. Een keer binnen in een slotklooster, kom je er niet meer uit.

Noord-Portugal

In Zamora krijgt de pilgrim keuze. Drie camino’s snijden door de stad. De klassieke, de Ruta de la Plata uit Sevilla brengt je tot Astorga, waar je aansluit op de Camino Francés naar Compostela. Verleden jaar afgereden. De tweede, gekend als Camino Sanabrés, gaat westwaarts over Tabara en blijft volledig op Spaans territorium, geen toeval natuurlijk. Wie de Montes de Leon en Cebreiro op de Camino Francés wil vermijden in de winter, volgt deze route ook. En tenslotte is er nog de mogelijkheid om vanuit Zamora direct westwaarts naar de Portugese grens te trekken en over Bragança Verin in Zuid-Galicië te proberen bereiken. Dit leek me een originele route en een logische verlenging van de Camino de Levante.

De eerste honderd kilometer hadden niets om het lijf. Portugal binnenrijden ging verbazend vlot, hoewel niet echt volgens de regels. Er ligt een nieuwe autoweg op de bedding van de oude hoofdweg. Gelukkig was hij nog niet open voor verkeer en kon ik sluipwegen over de autoweg tot Bragança. Van een express pelgrimweg gesproken! Hoe bicigrino’s volgend jaar hun route gaan uitstippelen is mij een raadsel. Over het aardige plaatsje Bragança volgt de weg het fel doorsneden landschap en zijn kleine, arme dorpjes. In dit Portugese Tras-os-Montes had ik al gefietst. Het leek wel lastiger dan zes jaar geleden, met Hans. Met zo'n gangmaker is het natuurlijk wel sportiever fietsen.


Het natuurreservaat van Montesinho beslaat een groot deel van de provincie Tras-os-Montes, met 'voorsprong' de meest achterop hinkende streek van Portugal en zoals meestal daarmee samengaat, ook de meest authentieke. Vooruitgang of traditie, maak je keuze. De dorpjes in de Montesinho doen er nog een schepje bovenoop. Middenin dit natuurpark kunnen ze niets anders dan blijvend authentiek zijn en de trein van de vooruitgang helemaal aan zich laten passeren. Het levert boeiend fietsroutemateriaal op, met glooiingen en hellingen om er heel traag te kunnen van genieten.
Wat me ook altijd opvalt, in Portugal, als ik een koffie of drankje bestel in een lokaal café, is dat ik op mijn stuk van 2 Euro altijd al een volledige Euro terugkrijg en dan nog enkele stukjes van 10 cent. Een cola krijg je nog voor 70 cent aangeboden, een koffie voor 60. In 2012. Niet dat het erg belangrijk is, maar omgerekend in Frank ruikt ook dit nog naar heel lang geleden.

Het zuiden van Galicië oogt niet veel flitser dan de Montesinho. De eerste Spaanse stad Verin is het perfecte decor voor een grauwe zwart-wit film. Vanaf Ourense oogt het wat beter. Toch wordt de zeldzame, buitenlandse pelgrim op deze Camino Sanabrés telkens opnieuw weer aangesproken over de economische crisis en of een Spanjaard in zijn land wel kans op een baan zou maken.

Santiago de Compostela, het leven van elke dag. In foto



aankomstrituelen



musea



betogingen



pelgrims



Mirakel: de Codex Calixtinus ongekreukt terug op zijn plaats

In de zomer van 2011 werd de Codex Calixtinus gestolen uit het Archief van de Kathedraal. In pelgrimsmiddens en over gans Spanje was de verbijstering immens. Vergelijk het met het ‘Lam Gods’ dat nog eens uit de Sint-Baafskathedraal verdwijnt.

Enkele maanden na de diefstal reed ik de stad binnen op mijn derde Camino. De verslagenheid was nog altijd voelbaar. De onderzoekspistes en theorieën, die je in ieder hoekje van de stad kon aanhoren en waar niet alleen de locale ‘Voz de Galica’ iedere dag een pagina aan wijdde, gingen heel breed. Wat overal doorklonk was pessimisme of het antieke stuk ooit wel zou terug opdagen.

Een kenner uit criminele middens, die in de media opgevoerd werd om zijn expertise op het gebeurde te laten schijnen, was René Van den Berghe. Deze ‘Erik El Belga’ roofde in de jaren ’70 kerken en musea leeg over gans Spanje en slijt er nu zijn oude dag. Volgens Erik, die ter plaatse zijn eigen onderzoek kwam doen, kon de Codex niet zonder hulp van binnenuit ontvreemd zijn en was hij nu voorgoed verloren. Een mega-rijke Russische privé-verzamelaar had het Erfstuk in zijn bibliotheek gezet en daarin zou het voorgoed verdwijnen.

‘Erik’ bleek gedeeltelijk gelijk te hebben. Eén dag voor de eerste verjaardag van de Diefstal-van-de-Eeuw dook de Codex terug op. De politie vond hem samen met andere waardevolle stukken uit de Kathedraal in de garage van een onderhoudsman van de kerk. Deze Manuel Castiñeiras zou onterecht ontslagen geworden zijn en met de diefstal zijn werkgever onder druk hebben willen zetten. Premier Rajoy in persoon kwam het kostbare stuk overhandigen aan de Aartsbisschop.

De week van het proces van Castiñeiras valt net samen met mijn verblijf in Santiago na mijn camino. Ik ben er nog een weekje blijven hangen voor een korte opleiding ‘hospilatero-wetenschappen’. Het wordt een schouwspel, een Brazilaanse tele-novela waardig. Niets is zoals het lijkt. De elektricien heeft niet gestolen, de bergplaats van de codex was bekend, het ging niet alleen over de Codex, maar over tien archiefstukken, de helft van de bedieners van de kathedraal zaten in het complot. Niemand vertelt de waarheid. Wat in Santiago wel tot de algemene kennis behoort, is dat het in de persoonlijke kring van de Deken van de Kathedraal, José María Diáz, al twee jaar hommeles is, sinds die zijn partner van altijd inruilde voor een jonge minnaar. En die partner ... inderdaad. Eindstand van deze onverkwikkelijke affaire: de Codex is terug, Castiñeiras zit een symbolische korte straf uit en Diáz is eervol op pensioen gestuurd.

Daan

Dit Camino-verhaal zou onvolledig zijn als ik het niet even over Daan had.
Daan zat op het Obradoiro-plein in Santiago op mij te wachten, toen ik het opreed als slot-act van mijn klassieke triomfale aankomst in de stad. Zoals steeds, op Sint Franciscus, in heidense kringen gekend als Werelddierendag.

Dergelijke intocht is meestal veel minder feestelijk, dan de inspanning onderweg liet verhopen. Op het uitgestrekte plein liggen her en der uitgeprocedeerde pelgrims op de grond, in de zomer toch meer dan duizend per dag. Fietsers met een twijfelende blik van ‘wat nu?’ aarzelen er even om dat grote moment wat langer te laten duren. Veel toeristen hangen er rond om de helden van de camino te bezichtigen, in de sfeer van de aankomst van de ‘Omloop Het Nieuwsblad’.

Daan had zich centraal op het plein in kleermakerszit geposteerd. Toch zag hij me niet uit zuid-oostelijke richting binnenwaaien, ook al reed ik pal op hem af. Ik draaide dan maar in een fietscirkel rond Daan, stelde me achter hem op en scandeerde zijn naam, terwijl ik de foto nam, die je hierboven ziet. Dat was lachen!

Minder fijn was het dat Daan de Levante gemist had. Gedreven sportman, winnaar van de bedrijfs-award voor beste woon-werkfietser, had Daan via een gedeelde kennis zijn interesse laten blijken om samen de Camino af te fietsen. Hij was alvast meteen met de training gestart en ik moest even slikken toen ik in volle zomer een SMS-je kreeg: ‘Zit in de Vogezen. Vijf dagen klimmen ter voorbereiding van Spanje.’ Dat zag er niet goed uit. Voor mij. Twee maand voor afreis kwam Daan ten val, aangereden door een auto. Vlak voor vertrek besliste hij dat zijn gezondheid nog te onstabiel was om mee te rijden en vloog hij over voor enkele dagen Compostela. Het fietsen verloor intussen wat van zijn glans bij Daan, maar Compostela werd een grote passie. Volgend jaar trekt hij er te voet naartoe!