Centraal Massief 

juni 2005

Rondje klimwerk met een Limburgse fietsklepper in Midden-Frankrijk

Een weekje fietsen in Centraal-Frankrijk draait uit op een niet-aflatende zoektocht naar eten en drinken in het ontvolkte binnenland en naar schaduw en afkoeling tegen de ontiegelijke hitte. De voornaamste afleiding leveren de fikse, lange klimpartijen op de uitlopers van het Centraal Massief.
Davy is een nieuwe fietsmaat, met wie ik twee maand eerder een proeftweedaagse uitgereden heb met alles erop en eraan, twee keer 120 kilometer tussen zijn huis in Lommel en het mijne in Schaarbeek, met beladen fietsen en tent opgezet in de tuin, tot verbijstering van onze kat Scipio Africanus.


Hoe Davy en ik een gezamelijk weekje fietsen in mekaar boksten

De reisorganisatie Joker had toen nog een interessant forum voor vakantiefietsers op internet. Ik zie dat het intussen gesloopt is. Een ambitieuse fietser had er een oproep gelanceerd. Omdat vriendelijke Davy post dat je ook mag reageren als je je al een beetje kan vinden, neem ik contact op. Ik zal maar denken dat de 20/30 jaar leeftijdsindicatie gewoon de horizon is, die Davy kan waarnemen.
In enkele weken tijd steken we samen een fijn fietsplannetje in mekaar. We zullen een weekje toeren in Midden-Frankrijk en vooraf een vlak proefreisje afwerken tussen onze standplaatsen Lommel en Schaarbeek om met mekaars fietsstijl (lees: snelheid) vertrouwd te raken. Kempisch Kanaal, vroegere spoorlijn Herentals-Aarschot, Demer, Haachtsesteenweg, het worden heen-en-terug 224 kilometer aan een gemiddelde snelheid van 21 kilometer/uur. Test geslaagd. Veel verschillen en zelfde passie.



Op weg naar de startplaats in Culan, 620 km van Schaarbeek

Zaterdagmorgen 25 juni, tien weken na ons oefenweekendje, heeft vader Jacky zijn fietsende zoon Davy helemaal uit Lommel naar Schaarbeek gereden. Het is de eerste keer van zijn leven trouwens dat Jacky Brussel aandoet.

We monteren de fietsen op het autofietsrek.
Davy heeft een tot reisfiets omgebouwde mountainbike, een Thompson. Op zijn intussen terziele gegane website stonden toen nog alle dure kwaliteits-onderdelen opgesomd, waarmee hij zijn fiets tot de perfecte rijmachine getuned had. Ieder jaar laat Davy vlak vóór het einde van de waarborg trouwens een barstje vaststellen in het fietskader en krijgt hij een splinternieuw frame cadeau van de fabrikant. Deze keer is het een zwart met grijze strepen. Gaat prima samen met de zwarte Ortlieb fietstassen. Daarbijhorend heeft Davy ook nog een zwart fietspak en grijze helm. En nochtans, zoals hij een paar keer laat vallen, 'hecht ik niet het minste belang aan looks'. Als ik opmerk dat hij het plaatje helemaal afwerkt door zijn benen te scheren, glimlacht hij wat knullig.

We loodsen Jacky tot de oprit naar de E40 en nemen richting Bergen en Frankrijk.
Vóór de grens zijn we al langs twee ongevallen geslalomd, de Grote Uittocht naar het Zuiden in alle nervositeit gestart.
In Frankrijk wordt het helemaal driest als een jonge racer met een Audi aan wel 180 km/u aangereden komt, tot op 5 centimeter van het fietsrek blijft kleven en dan voorbijflitst. Enkele honderden meter verder zien we een enorme stofwolk opwaaien op de autoweg. De mafkees heeft er een enorm ongeval veroorzaakt. Vier, vijf ingedeukte auto's staan kriskras in alle richtingen. Enkele passagiers klauteren uit hun verse wrak. Terwijl we traag tussen de brokstukken laveren om verder te rijden, stapt een oudere vrouw achteraan uit een aangereden, oude, rode Toyota en sloft dronken van de klap naar de berm. Ze sleept traag haar handtas mee, aan de lange schouderriem, over de weg.

Bij Parijs proberen we vanop de ring zicht te krijgen op de Eiffeltoren - kan Davy die stad dan ook meteen als 'gedaan' beschouwen - en dan gaat het richting Bourges, St Amand en recht naar de verblijfshoeve van Le Grand Chaux.

Le Grand Chaux is de naam van de gerestaureerde hoeve waar twee uitgeweken Vlaamse onthaasters, Gert en Jo sinds 2002 hun B&B chambres en table d'hôtes aanbieden.
De poort staat open, we rijden het erf op. Jo en Gert zitten buiten op ons te wachten, genietend in een tuinstoel, ongeveer in dezelfde setting als op de onthaastende illustratie van hun website (in de versie van toen, ik zie dat de site intussen een stuk zakelijker geworden is). Het geeft al de toon aan. Ik vermoed dat ze dat meestal doen als welkom en om alvast al een vakantiegevoel op te roepen bij de gasten, die er zeven uur rijden op zitten hebben vanuit het overstresste Vlaanderen. De gastheren maken kennis met Davy, we nemen de kamer in, monteren en beladen de fietsen en besteden dan de rest van de avond aan eten en bijkletsen.
Le Grand Chaux kent een erg goed seizoen, dit is de enige rustweek tussen Pasen en oktober. Niet voor ons, morgen beginnen we eraan.

Zes dagen en aankomen bij het beginpunt




Eerste rit, zwaarste rit, zo zijn we

De gastheren van Le Grand Chaux hebben al vroeg voor een uitgebreid ontbijt gezorgd, we slaan op al kamelen, onze eerste dag wordt meteen zowat de zwaarste.
Al een paar dagen is het broeierig heet, ondanks de bewolking, maar als we de helling afdalen van Le Grand Chaux naar Culan is het nog lekker fris. De eerste kilometers gaan vlot. We zitten nu een half dagje op dezelfde route - een stukje van de historische Via Lemovicensis - waarover ik in september van het jaar ervoor naar Compostela trok. En toch was ik intussen alweer vergeten wat een ellendig lange klim ons toebedeeld is tussen Genouillac en Guérêt. Al een eerste serieuse kuitenbijter, maar tegen twaalf uur hebben we er toch 70 kilometer opzitten.

Guérêt is de hoofdstad van het onbenullige departement Creuse, een nietszeggende, kale stad, die verleden keer al op mijn zwarte lijst vloog omdat ik er niets kon vinden om te eten. Deze keer hebben we geluk dat we net nog wat broodjes kunnen kopen en die ene wegenkaart van de streek, die ik blijkbaar thuis vergeten ben. Iets na twaalven gaat alles alweer onherroepelijk dicht, ook het café, waar ik nog op een koffie gehoopt had. Dit is Davy's eerste kennismaking met het 'Land van de Sluitingen'.
We zetten ons dan maar aan de rand van de fontein op het grote plein en laden de batterijen op. Intussen wordt het alsmaar warmer, al mooi boven de 30 graden. Enkele kilometer na Guérêt gaan we pal Zuid en verlaten mijn Camino van verleden jaar.

Davy begint nu alsmaar meer te drinken - een spons, we vallen zowaar zonder water. Vanaf nu zal het dus extra flessen water opslaan worden. Water wordt een van dé thema's van de reis. De flessen en flesjes Badoit, Volvic, Perrier en andere vallen niet te tellen.
Ik reken uit dat mijn fietsgenoot op een dag meer dan zes liter water achterovergiet. Na enkele dagen krijgt hij ook vertrouwen in het kraantjeswater, dat hij nog nooit ergens gedronken heeft en we laten onze drinkbussen vullen in cafés. Sommige sympathieke café-bazen zullen zich inspannen om er ijsblokjes in te persen en ons ijskoud water te bezorgen tegen de grote hitte, maar een uurtje fietsen volstaat om er weer lauw theewater van te maken.

Het einddoel van de eerste dag nadert. Net vóór we afgepeigerd Saint-Léonard-de-Noblat binnenrijden met al 140 kilometer op de teller, hangt er een bordje dat het nog vijf kilometer is tot aan de camping. Zo'n korte, onverwachte extra inspanning op het einde, dat is balen. Het zijn kilometers die als lichtjaren aanvoelen, de fietsen geraken niet meer vooruit. Als we de camping oprijden zijn we echt bekaf. Ik schrijf ons in, kan een sixpack flauw bier versieren en op de trap maken we ze al soldaat en vallen daarop bijna in slaap tegen de ijzeren leuning. We kiezen een mooi perceeltje op de halflege camping en beginnen lui aan de installatie van tent en daarna tijd voor de douche.

De diepe verzuchtingen slaan vlug om in de euforie van de aankomst, veel kilometers op de teller, douchen en dan languit op de matras. Stom dat we nog helemaal terug moeten naar de stad om iets te eten. Er is een kronkelend paadje van de camping aan de oever van de Vienne-rivier, dat naar de stad voert. We fietsen recht op het eerste restaurant af. Van enige budgetbeschouwing is nog geen sprake. Restaurant Gay-Lussac, een lokale held, de bekende natuurkundige uit de humaniora. Ik had nog even door het historische centrum van de oude abdijstad willen rijden achteraf, maar Davy snelt al terug richting camping.

Fietsen en denken aan water

Aan de Pont-de-Noblat is geen enkele handelszaak, acht kilometer verderop in Eybouleuf is er niets te koop, maar vermoeden enkele van de uitstervende bewoners dat we elf kilometer verder in St Bonnet meer geluk gaan hebben.
Een oud vrouwtje in St Bonnet : 'Il n'y a plus aucun commerce ici'. Nog maar eens dertien kilometer extra om ons dan eindelijk in St Germain-les-Belles als uitgehongerde Somaliërs op voedsel en drank te storten. Davy 'wil dit nooit meer meemaken'. We kunnen er nochtans nu weer wat tegen. Het wordt alsmaar warmer.

Iets na de middag houden we halt in Uzerche, een merkwaardig stadje, waar je door een kloof binnenrijdt. In het centrum zijn alle zaken dicht, het is maandag en middag en nog wel enkele andere excuses om niet open te zijn waarschijnlijk. Ergens beginnen we de humor ervan in te zien. Toch vinden we wat verder een kleine snack-bar, waar we op een terras boven de Vézère zowaar een omelet kunnen bestellen. Ongelooflijk hoe die smaakt.

Voor een lange-afstandsfietser in dit land van ontbering gaat er niets boven voedsel en drank. Alle gesprekken zijn eraan gewijd, bevoorradingsstrategieën worden opgesteld en fietsroutes eraan aangepast. 's Namiddags, 37°C. In Lagraulière besproeien we onszelf met de tuinslangen, waarmee gemeentewerkers de bloemen begieten.
Net over St Germain-les-Vergnes begint de lange afdaling naar de vallei van de Corrèze. De hete lucht blaast in ons gezicht. Davy daalt sneller af dan ik. Verleden jaar kwam ik nooit boven de 50 km/u, dit jaar ga ik wel eens tegen de 60, Davy registreert nog meer. Maar hij heeft dan wél een fietshelm bij, vastgemaakt aan zijn achtertas. Beneden rijden we samen Brive-la-Gaillarde binnen. We zijn uitgeteld als gisteren, maar eerder door de hitte.

Vandaag logeren we in de jeugdherberg. We krijgen een kamer voor ons twee, onbijt en overnachting voor 26 EUR. Aan de twee basisbehoeftes is voldaan: er zijn koele drankjes in de bar en de douches zijn OK. Nu lekker gaan eten in de stad en onze dag kan niet meer stuk en de ontberingen van de dag zijn vergeten. In Brive gonst het van politie activiteit. Ik kreeg al een aanmaning om voor een rood licht te stoppen. Rechtover de jeugdherberg staan ze druk verkeerdparkeerders op te schrijven en we zijn nog maar net de straat uit of een andere patrouille is een vrouwelijke chauffeur flink de mantel aan het uitvegen.
Dat is zo ongeveer de enige economische bedrijvigheid die hier waar te nemen is. Het mooie, gerestaureerde centrum in bleke steen is zo goed als verlaten. Aan het terras van een brasserie staat wel een bord met gerechten. We staan een tijdje toegewijd te overwegen wat we allemaal achter de kiezen gaan slaan, als dan de enige 'klant' op het terras de baas blijkt te zijn en ons aanspreekt van: 'Doe maar geen moeite. Ik sta er alleen voor. Ik heb geen zin meer. Ik kook niet meer.'

We zoeken dan maar verder en zijn al blij met een bord frieten en wat vlees, de onvriendelijke bediening nemen we er bij. In de jeugdherberg drinken we nog een biertje en krijgen het gezelschap van een jonge Zweedse - met Davy in de buurt niet zo verwonderlijk natuurlijk -, die samen met een vriendin een maand komt werken en Frans leren in Brive en een studie wil maken over de economische toekomst van het departement Corrèze. Je ziet met het blote oog dat die er niet is, we zijn ervan overtuigd het een heel dun boekje gaan worden.
Als we gaan slapen, nemen we de fietsen mee op de kamer. Zo kunnen die twee Zweedse ook niet bij Davy!

Op naar Rocamadour

Snel afdalen tot Brive betekent lang klimmen om het te verlaten. Zo eenvoudig is het leven van een fietser. Eerste halte Turenne is een foto-geniek stadje met een burcht op een heuvel. We persen onze fietsen helemaal tot boven. We slaan wat voorraad in. Haast onnodig erbij te vertellen dat de winkelierster net steen en been klaagt hoe lastig werken is.

Van Turenne gaat het met een heel steile klim over Hôpital St Jean tot Martel. Het is de fietsroute van 'Langs Oude Wegen'. Ik was zo stom dat routeboekje de dag vóór ons vertrek nog terug binnen te geven in de Brusselse bibliotheek met de bedoeling om het te verlengen. Tot mijn consternatie vond de kerel aan de balie dat het wat moest geplakt worden en hij hield het gewoon in.
Intussen rollen we door de Quercy, een streek vol eikenbossen en Engelsen.
Over de Dordogne-rivier is het maar een paar kilometer meer tot Rocamadour, ons meest Zuidelijke punt en hoogtepunt van de fietsreis. Vanuit Culan leek het ver, uiteindelijk is het maar iets langer dan 2 dagen fietsen.

Rocamadour is een spectaculaire site.
Vanop het plateau zien we voor ons een grote kloof en op de rand daarvan van beneden tot boven een kaartenhuisconstructie van torens en kerken. Prachtig zicht. Dit moeten we vieren, op onze intussen geëigende manier. We gaan uitgebreid inkopen doen, brood, beleg, snoep, fruit en drank. Vlak vóór de shop is een fietsrek, ook ongewoon, en een bank in de schaduw. We kunnen ons fietsersgeluk niet op. Een topmoment. Wat is er mooier dan zo te kunnen genieten van onze inspanningen. Het wordt een opbod in het uitwisselen van dat soort beschouwingen.

Als we alles achterovergeslagen hebben, rijden we tot aan de burcht en dalen daar af tot aan de oude pelgrimskerken.
Van dichtbij maakt de site een fletse indruk. Paden liggen er afgebrokkeld bij, de bewijzering en aanduidingen hebben hun beste tijd gehad. Het heeft dezelfde sfeer als het oude pelgrimsoord Vézelay en het abdij-eiland van Mont-St-Michel. Religieuse sites in Frankrijk missen glamour, misschien ook centen en vooral echte beleving.
Het contrast met wat ik in Spanje en Italië gezien heb is sterk. Waarschijnlijk ligt dit toerisme ook niet echt in de markt bij jongere mensen en het meer trendy publiek. Bij het graf van de H. Amadour steken we nog een kaarsje op, net als in Scherpenheuvel bij ons proefreisje en schrijven onze naam in het register.

Na Rocamadour hebben we wat luie benen. Het gaat wat traag over Alvignac, St Céré, gevolgd door een 12-kilometerslange klim tot Sousceyrac en dan zijn we het alle twee echt beu.
Sousceyrac heeft een gemeentelijke camping. Hij deelt het sanitair met het plaatselijke voetbalveld. De camping is een strook groen rond een vijver, een kikkervijver, zoals we zullen zien. Er staat maar één tent van drie meisjes.
Terwijl Davy onze tent opslaat, ga ik alvast eten inslaan in het dorpje, ook voor het ontbijt deze keer. De camping is onbemand, we hoeven niet te betalen. Als we in de tent liggen, beginnen de kikkers het terrein in te nemen. Davy schrikt als er eentje tegen de tent opspringt. We liggen als adolescenten plannen te smeden om de meisjes in de andere tent de stuipen op het lijf te jagen. Vijf kikkers pakken en in hun tent loslaten. Haha. En terzelfdertijd de touwtjes van de tent losmaken. Nog beter. Maar we blijven lui liggen natuurlijk en luisteren naar het kikkerconcert.

Minder warm en meteen dan regen

Er is achterstand op 'Het Schema'! Het fietsplan, opgesteld vóór vertrek, beschouwt Davy als een scenario, waarvan niet af te wijken valt.
Dus wordt het vroeg opstaan, tent plooien en weg. Geen minuut te vroeg, want als we de camping uitrijden begint het te regenen.
In onze haast slaan we op het dorpsplein al de verkeerde weg in en dat kost ons meteen 5 kilometer omweg. Saint-Paul-des-Landes is bevoorradingspost. We hebben intussen geleerd heel vooruitziend te zijn en aan onze fietsen hangen vanaf nu allerlei plastick zakjes met eten, fruit en drank, een klein warenhuisje op wielen. Davy lijkt wel gans de dag te kunnen eten en drinken.

Aurillac rijden we door zonder stoppen. In Vic-sur-Cère houden we middagpause. Het is weer zo'n typisch onvriendelijk en ongastvrij stadje met failliete handels, gesloten zaken of etablissementen waar je liever geen voet binnenzet. Later hoor ik dat vriendin Françoise helemaal uit Brussel hier op vakantie komt!
We golven hier door het vulkanenland van de Auvergne. Overal duiken van die afgeronde oude kegelkoppen op, een 'puy' heet dat. Mooie landschappen, maar flink trappen.
In Lioran is een tunnel onder de Col du Cère. De tunnel is in herstel en er is beurtelings rijden. We lepelen in de regen meloenen uit, terwijl we wachten tot we kunnen doorrijden. Maar dan zegt een mannetje van de werf dat fietsers sowieso er niet doorrijden en zo krijgen we een unieke kans om ons hoogste punt van de reis te bereiken (1294 m) door helemaal over de col naar het ski-dorpje met de originele naam Super-Lioran te klimmen.
Ik zal onthouden dat ze daar nog Coca Cola hebben in van die authentieke glazen, gebubbelde flesjes. Bij de afdaling rijden we langs het zoveelste spectaculaire ongeval. We kijken al niet meer op. Davy haalt 67 km/u.

Murat, Neussargues, we kachelen stevig door. In Neussargues probeer ik een paard te paaien met mijn krachtkoekjes. Geheel onverwacht is het van Neussargues tot onze eindbestemming Massiac aan een stuk door afdalen. Vijfentwintig lange kilometers, we malen ze er door in 40 minuten en meteen zitten we weer op het schema!

De camping in Massiac kost 5 Euro 20 en daarvoor krijgen we een mooi, omhaagd perceeltje langs de rivier met een wasdraad. Intussen is het weer warm en droog.
Vanavond gaan we spaghetti eten, dat is het plan, waar we al meer dan een uur over aan het fantaseren zijn. Davy is een spaghetti-fan. Daar bouwt hij zijn fietskracht mee op. Aan zijn enorme Tom Boonendijen te zien met succes.
Maar vijfhonderd kilometer fietsen in Frankrijk en we hebben nog geen bordje spaghetti gezien.
We rijden naar de stad. Davy spiedt een bordje pizzeria. De kok en iemand anders komen buiten om te zeggen dat het gesloten is. Er is nog een brasserie. Een bloedmooie jongen binnen zegt dat er niets te eten is.
Jammer, want met een stuk droog brood van hem was ik anders al tevreden. Dan wordt het maar de eettent rechtover de camping. Toch geen spaghetti, alleen klassieke keuken, maar Davy maakt er kennis met 'île flottante'.

Een lange dag van 154 kilometer

Vóór we Massiac verlaten, laden we onze metalen lastdieren met eten voor de ganse dag. Kunnen we met gerust hart weer de Franse plattelandswoestijn doortrekken zonder om te komen van honger en dorst.

Tussen Massiac en Lempdes - precies het stukje dat we door het departement Haute-Loire snijden - lopen twee wegen. Een korte route met drie hellingen, waarvan een met van die gevreesde dubbele hoogtepijltjes langere langs de Allagnon.
Davy wil nog even de kans grijpen om wat te trainen voor de ultra-bike-toer van Lommel volgende zondag en gaat voor de klim. Ik neem de weg langs de rivier. Het is een mooie, kronkelende weg met twee kastelen tegen de heuvelwand, maar ik rij zo hard dat ik er niet veel van zie. Net op deze weg kom ik de eerste volwaardige fietstoerist tegen. Hij wuift en vertraagt, alsof hij me wil aanspreken. Maar ik scheur voorbij. Geen tijd, ik ben aan het tijdrijden tegen mijn fietsgenoot.
Als ik in Lempdes aankom is Davy er nog niet. Enkele minuten later komt hij de heuvel naar beneden gestormd. Ik zit schijnbaar volledig relax kersen te eten en vraag of het zwaar was. Amai nie. Ja, dus. Amai (nog) nie, nog maar enkele maanden geleden dat ik die uitdrukking voor het eerst hoorde, uit de mond van collega-'taalvirtuoos' Didier. En hier wordt ze om de haverklap uitgedeeld. Mooi landschap? Amai nie. Grote honger? Amai nie.
Davy heeft wel sterretjes gezien op zijn stuntklim, maar het was een fantastische training - die daaropvolgende zondag breekt hij trouwens alle records in de Lommel ultra-bike, door 100 km af te sjezen in 3 uur 40.

We peddelen nu verder tot Sauxillanges. Lunch op de trap van een gesloten zaak, klassiek verhaal intussen.
Misschien kunnen we een iets kortere weg nemen naar Billom, stelt Davy voor. Het levert ons een nog een record op : een klim van 18 percent. Aardig voor het fotoboek, zo'n bordje met de hellingsgraad. Boven houden ze het zelfs bij 19 percent!

Ik vind dat we een ijsje verdiend hebben in Billom. De patron van het ijssalon kijkt verschrikt op als ik binnenkom: 'Jullie willen toch niet éten?' 'Nee, nee, goede man, dat willen we al lang niet meer. Alleen maar een ijsje'.
Billom, stadje met de gekke naam, hoofdstad van de look (ail, wel te verstaan) stond er bij het binnenrijden. Vanop het terras zit ik wat naar een knappe jongen te staren, die kunstjes uithaalt met zijn BMX. Hij is mooi bruin en zijn spieren staan perfect getekend op zijn halfblote lijf. Net op dat moment haalt Davy me uit mijn overpeinzingen: 'Hier is nu werkelijk niets te zien'. Ik moet er om lachen. Davy heeft die kerel natuurlijk niet eens gezien. Waarschijnlijk zat hij over de royale Dame Blanche heen weer zijn fiets in het oog te houden, hier in Frankrijk zijn grootste liefde.

In Maringues hebben we nog reserve, maar fietsersovermoed wordt bestraft en in het volgende Aigueperse is het vergeefs zoeken naar een camping. Dat betalen we met nog 18 kilometer extra tot Ebreuil en 154 kilometer op de teller. Klim- en afstandsrecord op dezelfde dag!

Ebreuil verwent ons wel met alles, wat we zoeken, een camping en eten. We hoeven geen twee seconden te overleggen om te beslissen dat we eerst gaan eten. In een fijn restaurantje, tussen twee groepen Nederlandse senioren, slaan we voor 9 Euro een volle maaltijd in en nog maar een 'île flottante'. Die Nederlanders willen Frans praten, het krast in de oren. Ook van de patron blijkbaar, die zelf voorstelt om in het Engels verder te gaan.

Minder lachen, als we buitenkomen. Het regent! Weer niemand aan het onthaal van de camping. Op de camping trekken we in zeven haasten de tent op. Ik blijf buiten in mijn Cape Canaveral regencape en Davy stapelt alles droog op binnen. Na de test van de waterdichte fietszakken gisteren, krijgen we nu de proef op de som voor de tent. Davy vindt het zelfs de moeite niet om te gaan douchen.


Fietsverhaaltje afronden

De regen slaat gezellig tegen de tent 's nachts. We wiegen ermee in slaap. Niet voor lang. Onze buur snurkt dwars door de tenten heen. Om 6 uur 's morgens begint hij zijn standje af te breken. Hij schreeuwt aan een stuk door instructies in het Engels naar zijn vrouw. Een half uurtje later rijdt een zware vrachtwagen knarsend over het grint van het middenpaadje en komt naast onze tent tot stilstand. Goede morgen.
Als ik de tent uitkruip, zie ik links van ons perceel een vrachtwagen een enorme container lossen en links van ons een karikatuur van een even enorme, langharige, dikbuikige Engelsman, zo weggelopen uit een Benny Hill aflevering, zijn opklapcaravan toeplooien.

Van Ebreuil (316 m hoogte) gaat het in een ruk naar La Bosse, op 720 m, een 14 kilometer klim die kan tellen.
De rest van de weg, over Commentry (lunch) en Montluçon (koffie) is saai. Ik heb dan nog op 'het schema' 10 kilometer te weinig geteld en Culan ligt verder dan we gedacht hadden.
Davy zit al met pre-nostalgitis. Als hij het einde van de reis ziet naderen, wordt hij al wat neerslachtig, heeft hij mij op voorhand verwittigd. Wel, het zit er bijna op, nog een kiekje van het kasteel van Culan en de laatste klim naar Le Grand Chaux. Davy haalt verschrikkelijk uit. Ik pers er alles uit om hem bij te houden, maar tevergeefs.

Op de hoeve zit niemand op ons te wachten. Davy is een beetje ontgoocheld. Geen erehaag bij aankomst, al helemaal geen kusmiss met bloemen. Doet een beetje denken aan wat Luc uit Mechelen zei over zijn fietstocht naar Rome: 'Kom je helemaal van thuis aangefietst in Rome en het kan daar niemand een moer schelen. Ze rijden je gewoon tegen de stoep.'
We trommelen Gert en Jo op om ons wat te komen bewonderen. Gerts nicht Trui is vandaag ook te gast. We nemen onze kamer terug in, breken de fietsen af. De onafscheidelijke oranje vlagjes worden gestreken. Ze hebben weer uitstekende diensten bewezen. Als we apart rijden zien we soms alleen het fluo-driehoekje in de verte. Chauffeurs gaan ervoor uit de weg. We kunnen vanop afstand onze fietsen in het oog houden. Mensen langs de weg staan ernaar te staren.

's Avonds is er ossetong in Madeira-saus, voor Davy kalkoen en een uitgebreid tafeloverleg rond het thema 'de Toestand van Frankrijk'.

De volgende morgen rijden we met twee korte stops terug naar Lommel, waar ouders en vriendin op hun held wachten. Hij is niet een klein beetje trots. Amai nie !