Drie vanuit Porto 

2008 & 2009

Door Noord- en Midden-Portugal

Portugals tweede grootste stad Porto staat niet zo centraal op de Europese toeristische schietschijf. Noord- en Centraal-Portugal evenmin.
Porto wordt sporadisch wel eens opgevoerd als city-trip bestemming. Laat me al maar direct zeggen dat zoiets flink zou kunnen tegenvallen, voor wie dweept met het rushgevoel van intensieve week-ends in steden als Barcelona, Rome of Berlijn. Behalve 500 meter voorspelbare terrasjescafés langs de Douro en een klein, oud centrum, is de city-hype en de movida van Spaanse steden volledig aan Porto voorbijgegaan. Sterker nog, in tegenstelling tot wat we in de rest van West-Europa zien, zijn de kleine Noord-Portugese stadjes en het platteland in het binnenland er eigenlijk beter aan toe dan de centrumstad Porto.


Drie rondjes vanuit Porto

Als uitvalsbasis voor de fietslussen van mijn Groot Iberisch Fietsplan is Porto dan weer uitermate geschikt.
Het Noord-Oosten van Portugal, de regio's Trás-os-Montes en de bovenloop van de Douro, dat wordt het eerste rondje. Beira met de beklimming van de top van het Serra da Estrela gebergte voor de tweede tocht. Voor de derde lus gaat het langs de kust tot Nazaré en langs Fatima, Santarem, de Serra de Lousa en Coimbra terug naar Porto.
En daarmee is de streek nóg niet volledig uitgekamd!






.................. . overzichtskaartje lussen vanuit Porto . ..................

1. Douro-vallei, bovenloop Douro en Trás-os-Montes


Een nieuwe luchthaven in ons fietsersbestaan, die van Porto. Dat betekent dat we op onze tweewieler weer een weg door een onbekende autosnelwegenjungle zullen moeten kappen. Geen enkele luchthaven in Zuid-Europa verwacht passagiers op de fiets. En om al die gemotoriseerde klanten alvast wat te wennen aan het vliegen ligt een luchthaven meestal midden een roetsjbaan van bruggen, viaducten, tunnels en snelwegen, waar extra hard gereden wordt. Soms zit er niets anders op dan met de fiets aan die race deel te nemen.

Hans en ik gaan eerst uitgebreid eten in Villa Moreira, dat we gevonden hebben door aan het eerste ronde punt net buiten de luchthaven al de verkeerde afslag te nemen. 'Ik ruik barbecue', klonk het. Hans kan op ieder moment van de dag eten. We bestellen de 'combinado numero 2', zo weten we zeker dat er dingen gaan tussen steken die we lekker vinden. Niet dat we in Portugal ooit slecht gegeten hebben, je leest alles over overvloedig, lekker en goedkoop eten in dit land in de verhalen van onze rondjes vanuit Faro!

Nu, rond een uur of twee duwen we onze zware fietsen in gang voor een eerste opwarming van een kleine honderd kilometer tot Cinfães.
We fietsen naar de brug over de haven van Matosinhos en vandaar langs de kust naar Porto. Een prachtige rit over de dijk van de Atlantische Oceaan, langs een statige laan met imposante villa's, een oud fort dat de monding van de Douro bewaakt en dan op de rechteroever van de stroom helemaal door de stad. Vanop ons bewegend uitzichtspunt dat we zelf aandrijven is het een onvergelijkbaar mooie rit langs de oude stad, de burcht hoog op de oever en onder de enorme bruggen, die de stroom overspannen.

Vallei van de Douro nabij Entre-os-Rios De weg volgt de rivier wat vanop afstand, nu eens dicht bij dan oever, dan weer een flink stuk hoger op de flanken van de vallei.
Net vóór Entre-os-Rios steken we de Douro over. Er zijn wat met Europees geld gesubsidiëerde nieuwe wegen aangelegd, niet toegankelijk voor fietsers. We cirkelen wat rond om de oude weg te vinden, maar die is waarschijnlijk onder het nieuwe asfalt verdwenen en dus fietsen we het taaie, korte stukje naar Castelo de Paiva op de pechstrook van de nieuwe expressweg. Vanaf boven krijgen we een mooie afdaling cadeau tot op de brug over de Paiva, maar dat betalen we dan met een lange serieuse kuitenbijter van verschillende kilometer lang en 400 meter hoogteverschil. Als afsluiter van de eerste dag kan dat tellen. In Cinfães zijn we net op tijd om onze gereserveerde kamer in de Varanda te betrekken, maar een hapje eten, daarvoor is het te laat. In een café in het centrum liggen nog net twee grauwe vleespasteitjes in de toog en daarmee moeten het stellen voor vandaag.

De Douro-vallei tussen Cinfães over Peso de Regua tot Pinhão stelt het goed. Met dank aan alle drinkers van Porto-aperitiefjes. Nooit werd er meer van die roestbruine wijn verbruikt dan nu. De wijnboeren kunnen de vraag nauwelijks bijhouden en hun quinta's breiden uit. Hans en ik drinken er iedere dag eentje om wat 'local' te doen. Niet overdag, natuurlijk, anders konden we het fietsen wel vergeten en zeker niet als we de Douro verlaten naar Ervedosa. Een vriendelijke bazin van het café op de afslag aan de Douro-oever, met een dochter in Frankrijk en een zoon in Amerika, wenst ons goede moed voor de klim van 12 kilometer uit de vallei. De Porto-wijngaarden liggen er gekamd en netjes bij, als we ons traag naar boven hijsen op de zwaarste klim van de hele reis. Niet moeilijk om te begrijpen waarom routeboekjeschrijver Oteman de trein aanraadde als alternatief. Maar daar hebben wij geen oren naar natuurlijk. De zware etappe brengt ons tot in Vila Nova de Foz Côa, grensstadje van het economische beterboerende Portugal. Om dat nog extra te onderstrepen is de spoorweg, die vroeger helemaal tot in Spanje liep, van hieraf opgebroken. We zullen de berm en de oude stations ervan tot in Miranda zien opduiken.

Dit is de ruige en verarmde Trás os Montesstreek van Noord-Oost Portugal. De eerste helft van het dagtraject fietsen we door een oude mijnstreek, alles ziet er even troosteloos uit. In de namiddag wordt het wat groener en vrolijker. Dichtbij onze dagbestemming, de grensstad Miranda do Douro, liggen in de weiden langs de weg grote ronde stenen te getuigen van ik weet niet welk langvervlogen geologisch tijdvak. Graatmagere donkerbruine koeien schrapen de grond af voor iets eetbaars. 's Avonds zitten we nochtans weer een bordgroot biefstuk te eten in een verlaten restaurant in Miranda . Het stadje van 2000 inwoners vormt het grootste centrum in een straal van bijna 100 kilometer. In het week-end steken de Spanjaarden over de grens om meubels te kopen, leiden we af van de rij meubelswinkels. Midden de week is er geen kat en we mogen onze fietsen midden zo'n toonzaal stallen. Miranda bezit nog een mooie oude bovenstad, op de vroegere verdedigingswerken. Portugese plaatsjes op de grens met Spanje zijn onveranderlijk uitgebouwd tot zware burchten en bastions. Aan Spaanse kant vind je die niet en dat zegt al meteen wie zich tegen wie moest verdedigen in de laatste eeuwen.

De rit op de hoogvlakte naar Bragança brengt ons langs enkele mooie dorpjes. We hebben om de haverklap het woord 'authentiek' nodig. Dorpszicht met hond en ezel in Argozelo. Ezels in de dorpjes, oude boerenkarren, stenen huizen, vrouwen helemaal in het zwart. En zwerfhonden. Het is een minder leuk aspect van Portugal, evenveel honden als mensen. Ieder huis heeft wel zo'n blaffer en wild aan zijn ketting rukkende 'vriend van de mens'. Als zo'n beest kan ontsnappen wordt het pas gevaarlijk, zoals onze fietsgenoot en pechvogel Mikkie verleden jaar mocht ondervinden. Hans heeft de absolute pest aan honden. Als hij eraan denkt, begint hij al te aarzelen om nog maar zo'n boerendorpje binnen te rijden en ik moet een beetje gaan verkennen bij het binnenrijden van Argozelo of we weer niet gaan belaagd worden. Gelukkig is het hondenvrij, beter nog, van de vijf huizen en drie ruïnes is er eentje omgebouwd in een modern café. Voor Bragança hebben we geen tijd, ondanks de één-mei optocht met veel jong volk. We moeten nog 35 kilometer verder tot Vinhais en er dreigt regen.
Hans en ik tussen Vinhais en Ribordelo. We krijgen hem, die regen, van die fijne niet aflatende soort, die je na een tijdje helemaal doorweekt. De zwartgroene dennen in het halfduister maken het treurige plaatje helemaal compleet. Het zaakje draait plots weer bij, de zon krijgt zich nog onder het zwarte plafond genesteld en plots staan er twee magnifieke regenbogen. We zijn opgelucht als we de steile oprit nemen naar ons onderkomen in Vinhais . Portootje, biefstuk, dessert. We sluiten de avond af op onze klassieke manier.

Voorlaatste fietsdag al als we de tuinbouwstreek rond Valpaços doorkruisen. Hans heeft intussen nog niets binnengehaald van de premies, die ik hem beloofde als hij mij op een knappe kerel kon wijzen langs onze weg. Niet één. Portugezen zien er allemaal een beetje primitief, ruw en onbehouwen uit. Klein en mollig, de meeste. Ook in karakter niets verleidelijk, geen franjes, geen houdinkjes, gewoon stug en recht door zee. Op dat vlak hebben ze wel wat van West-Vlamingen, vinden we alle twee, volbloed West-Vlamingen als we zelf zijn.
's Avonds in Cerva flonkert er nog een klein sterretje voor Hans, als we er een hotelletje binnenvallen, dat door twee jonge vrouwen gerund wordt voor papa-eigenaar. Ondanks onze 138 kilometer is Hans op slag weer één brok energie. Tijdens het eten overweegt hij of een leven als hotelbaas hem zou liggen. 's Morgens, na nog een gratis koffie om ons verblijf wat te rekken en een fotootje van Hans met het charmante meisje beginnen we aan onze laatste etappe terug naar Porto.

Niet dat de rit recht op Porto af mooi kan genoemd worden. Het is een aaneenschakeling van drukke, vormeloze stadjes als Amarante, Penafiel en Paredes. Het verrassendste eraan is het ongelooflijk grote aantal meubel-ateliers en -winkels. Geen tientallen, eerder honderden. Je vraagt je af waarom net hier en waar die meubels allemaal aan de man gebracht worden. Goed, er is nogal wat nieuwbouw in de dorpen en stadjes, de twee miljoen Portugese immigranten in Frankrijk, Zwitserland en Luxemburg uit de jaren '60 komen massaal terug naar hun land en poten met hun spaarcentjes een nieuwe villa neer in de buurt van het dorpje van hun ouders en daar horen waarschijnlijk nieuwe meubeltjes in.

In Porto zelf kunnen ze anders nog wat van die meubels kwijt in het hotelletje Cabral, dat we via een straathelper vinden aan de Praça de Republica. Alles staat er schots en scheef in de kamertjes. In de panden van de straten naar het populaire centrum aan de Douro hebben ze dan weer helemaal geen nieuw meubilair nodig. De helft van de huizen staat leeg, al jaren. Als je aan een met traliewerk afgesloten deur of gebarsten ruit passeert, overvalt je een muffe geur uit het verlaten pand. Lager in de stad wordt het snel leuker en we vinden zowaar een trendy restaurant met een heel knappe, gay kelner. Hans merkt het niet eens op -zo volstrekt hetero is hij- en laat daarbij de uitgeloofde bonus-knappe-jongen aan zijn neus voorbijgaan.

Onze tweede gezamelijke fietslus in Portugal zit erop en terwijl we een steak eten, kijken we al vooruit op onze volgende tocht. De volgende morgen rijden we zonder omwegen over de autoweg naar de luchthaven.


2. Douro-vallei, Hoge Beira en de Serra da Estrela


'Het Centrum van Portugal verkennen, je staat paf van wat je ontdekt'. Dat moet zo ongeveer de vertaling zijn van de slogan, die ik een paar keer langs de weg gezien heb in het Noord-Oosten en Oosten van Portugal. Bescheiden aangebracht, in die bewuste streek zelf en in het Portugees, dus zal de impact van die publiciteitscampagne wel eerder beperkt zijn. En dat is maar goed ook. Ik heb nog maar weinig streken in Zuid-Europa gezien, waar de clichés van onontdekt, intact en niet-toeristisch zo op hun plaats zijn. Ik zei bijna: 'Allen daarheen', maar gelukkig wordt deze website maar door een kleine elite van goed-geïnformeerde surfers gelezen.

Wat maakt die Lage en Hoge Douro, Tras-os-Montes en Hoge Beira nu zo bijzonder in mijn ogen? Even opsommen.
Het Noord-Oosten en Centrum van Portugal is groen, heel groen. Omwille van zijn frontpositie op de Atlantische Oceaan krijgt Portugal alvast zijn deel van regen en wind. Geen tekort aan water dus, in tegenstelling tot Spanje. En ook weer niet de vochtige koude van Ierland, ook zo'n frontlandje, maar dan veel Noorderlijker gelegen. In Porto en de Douro-vallei groeien palmbomen, dat zegt al genoeg.

De kale flanken en hoogvlakte van de Serra da Estrela contrasteren dan weer fel met die weelderige Douro-vallei. Vanaf de hoogste top, de Torre (1993 m) krijg je er dan nog een afdaling van 30 km bovenop.
Bevolkt en dan ook weer niet volgebouwd: Noord- en Oost-Portugal zijn niet verbetonneerd en verkaveld als Vlaanderen, gelukkig maar. Toch zijn het op enkele korte uitzonderingen na geen eenzame streken, zoals de Zuidelijke Alentejo of het binnenland van Spanje en Frankrijk wel zijn.
Dat is goed nieuws voor wie wil rondtrekken zonder dat beklemmende gevoel van halfverlaten dorpjes zonder brood, noch drank, winkeltje of enig ander zaakje. Op de fiets en aan niet meer dan twintig kilometer per uur, duurt desolaatheid en leegte altijd al langer dan met de auto en is een paar tientallen kilometer omrijden om iets te eten te vinden een catastrofe.

Zo, dat volstaat als intro. Het zal wel duidelijk zijn intussen dat ik een boontje heb voor fietsen in Portugal. Laat ik maar beginnen met het verhaal van mijn 6de Iberische fietslus, precies 7 weken na bovenstaande met Hans, vanuit hetzelfde Porto en langs de Douro opnieuw naar het Oosten.

Voor de eerste fietsdag rij ik precies dezelfde route tot Cinfães, zelfde haltes onderweg. Ook weer die pijnlijke helling helemaal op het einde van de dag net vóór Cinfães, zij het nu niet onverwacht natuurlijk. De kersen, waar ik begin mei al op rekende, zijn nu eind juni wél rijp en worden overal langs de weg verkocht. Drie Euro per kilo, ik zag er in Brussel aan 24 Euro voor een kilo. Onderweg zal ik ook veel kersen rechtstreeks in het wild van de bomen langs de weg kunnen plukken, ze zijn wel van kleiner van formaat dan de grote donkerrode uit de verkoop, maar heel lekker. Fietsen tussen rijp fruit rijp, ideaal!
In Cinfães zijn ze zich al aan het opwarmen voor het feest van Sint Jan op 24 juni, dat in Portugal en Spanje nog met veel omhaal gevierd wordt. De straten zijn afgezet voor de halve marathon en als ik het parcours oprij, krijg ik flesjes water toegestopt. Ik pers er nog even alles uit om me toch niet door de lopers te laten inhalen en rij mijn fiets direct naar de garage achter het hotel. Gastenhuis Varanda de Cinfães heeft maar één bezette kamer, maar deze keer is het restaurant wel open, ook al ben ik er de enige gast.

Pal over de Serra de Montemuro rij ik Zuidwaarts naar Castro Daire. Na die zware kilometers wordt het iets vlakker. De streek waar ik door rij is erg groen. Op de hogere stukken zijn het naaldbomen en waan je je in de Ardennen. Lager en in de valleien is het semi-tropisch groen, heel dichtbegroeid, enkele palmbomen, weelderig, zal ik maar zeggen. De drukte op de wegen, waarvoor mijn routeboekje me waarschuwt, kom ik nergens tegen. Die fietsrouteschrijvers stellen zich soms wel wat fundamentalistisch op. Een paar auto's op een rij en het is al van 'drukke weg' of 'fietsonvriendelijk'. Akkoord, Portugezen houden geen rekening met fietsers. Er zijn er gewoon geen. Voetgangers schrikken zich rot als ze de straat puur op gehoor oversteken zonder kijken en ik dan op enkele centimeter voorbijscheer. Dat is telkens lachen geblazen. Met chauffeurs is het wel wat beter uitkijken, maar ik heb in een kleine 3000 kilometer in Portugal nog geen enkel probleem gehad in het verkeer. Sint Christoffel van de behouden trektocht, sta me bij.

Tegen de avond beland ik in Santa Comba Dão , mijn plannen om nog door te rijden tot Luso in de richting van Coimbra laat ik varen. Ik begin me trouwens af te vragen of ik niet beter al Oostwaarts rij als ik de pieken van de Serra de Estrela wil doen. Santa Comba, martelares bij de Moorse inval in de 8ste eeuw, heeft haar naam gegeven aan een leuk stadje. Op het toerisme-bureau wijzen ze mee een mooi hotel aan. Twintig Euro voor een grote kamer met ontbijt. De residencial 'Casa das Argoals', weer geheel verlaten, heeft een magnifiek groot zwembad aan de achterkant. Ik ga er nog een paar rondjes zwemmen, omdat het er zo uitnodigend bij ligt in de avondzon (maar berekoud) en ik dit alles krijg voor 20 Euro. Portugal is toch wel supergoedkoop. Iedere keer als ik ergens een koffie of een frisdrankje bestel, grijp ik naar een stuk van 2 Euro (in Brussel volstaat dat al vaak niet meer) en krijg dan systematisch 1 Euro terug en nog 10 tot 20 Eurocent. Inderdaad, 80 à 90 Eurocent voor een consumptie op een terrasje, een tearoom of een café. Nu misschien net niet op die halve kilometertoeristenstrip langs de Douro in Porto, maar zo goed als overal elders. In Santa Comba raak ik mijn Euro's nauwelijks kwijt. Er is geen enkel restaurant in het mooi gerestaureerde centrum, alleen een bakkerij. Terwijl ik er een pizza zit te eten, teken ik de route voor de volgende dag al uit, ik zal al richting Oost moeten op het letterlijke hoogtepunt van mijn tocht af, de Torre van de Serra da Estrela.

Santa Comba verlaten is niet eenvoudig. Het stadje is ingesloten door nieuwe expresswegen en met de fiets moet ik op aanwijzingen van passanten op fietsbare wegenzoektocht. Na een uur knoeien kan ik het hotel nog altijd zien liggen. Dit gaat niet goed vooruit en er ligt nog heel wat voor de boeg. Zelfs meer dan ik voorzien had. Ik ga vandaag mijn hoogterecord breken, waarmee ik de geklommen hoogtemeters bedoel. Het worden er 2150 op één dag. Niet geheel onverwacht, aan de kleurencode op de kaart kon ik zo al aflezen dat het vandaag extra hard duwen ging worden. Je ziet op de kaart het lichtgroen overgaan in donkergroen, roze, rood en dan wit en de weg die alsmaar minder recht en overtuigend naar de bestemming leidt. Een beetje doorwinterd fietser weet dan al wat hem boven het hoofd hangt.
Vandaag komt er dan nog bij dat Portugal door een voorjaarshittegolf murw geslagen wordt. Mijn watervoorraad kan ik niet frishouden en ik rij dan maar van café naar café (aan 80 cent per stop, zoals ik net vertelde). Het landschap is zeer mooi en een keer op de flanken van het natuurpark van de Serra da Estrela rest er alleen nog het kronkelend asfaltlint op de kale heuvels onder de gloeiende zon. Indrukwekkend.

In Covilha overweeg ik of ik de 9 kilometerklim nog ga doen tot Penhas da Saude, het wintersportoord halfweg de top. Daar zou ik makkelijk logies moeten vinden ook.
Van het markplein in Covilha weggeraken op het einde van deze zware klimdag doet me al twijfelen. De straat incasseert een helling van minstens 10 percent. De stoep ligt in trappen. Het wordt er niet beter op. Een, twee, drie kilometer, 100 meter stijgen per kilometer, een kwartier keihard peddelen. Ik passeer aan een camping en was er zeker gestopt als ik een tent mee had gebracht. Na een kilometer of zes is een afslag naar een mooi hotel. Het oogt wat bovenbudgetair. De nog af te leggen afstand naar Penhas ziet er dan weer boveninspanning uit. Het overleg met mezelf duurt niet lang en ik sla af naar dat Estalagem 'Varanda dos Carqueijais' . Indrukwekkend hotel in de vorm van een halve boog op de helling van het gebergte en geopend naar de voet ervan en de stad Covilha (tiens, ligt die nog zo dichtbij). Een chique restaurant met een uitgebreid menu. En weer voor geen geld, minder dan 60 Euro voor kamer en avondmaal samen.

De volgende morgen kan ik bij het buitenrijden van de afslag naar het hotel al meteen weer aan het vervolg van de klim beginnen. Nog 16 kilometer naar de top, een kleine duizend meter stijgen. Als ik Penhas da Saude bereik is er nog nauwelijks een struikje begroeiïng op de hellingen. Het grootste wintersportstation van Portugal is niet meer dan een groepje gebouwen met een winkel, drie hotels en een jeugdherberg, de grootte van een langlaufcentrum in de Ardennen en waarschijnlijk even sneeuw-onzeker. Alles ziet er wel piekfijn in orde uit, hier is recent geïnvesteerd. De laatste 7 kilometer naar de Torre kan je in één blik overschouwen vanop de afslag naar Manteigas. De klim ziet eruit al een lange helling in twee stukken, van beneden gezien twee schuine strepen in de bergwand. Op de top zijn de bolle daken van de sterrenwacht al zichtbaar. Als je weet dat het hoogste punt van Portugal zo dicht binnen bereik ligt, valt de klim nog mee en ik ben sneller boven dan ik verwacht. D e top ziet eruit als de vlakke bovenkant van een kale schedel, een sober monument van 7 meter hoogte in het midden. Zeven meter omdat daarmee precies 2000 meter gehaald wordt op deze top van 1993 meter. Ik cirkel enkele rondjes omheen het monument en reken dan op een koffie in het bezoekerscentrum. Geen koffie in de kraampjes in Scherpenheuvelstijl. Enkele winkeltjes met gerookte hammen en bollen locale kaas, die een niet zo aangename geur verspreiden, alleszins niet voor wie naar koffie op zoek is. De meeste winkeltjes zijn dicht, de Torre is waarschijnlijk een week-end bestemming. Mijn beloning moet nog komen. De afdaling in Noordelijke richting naar Manteigas, 38 kilometer lang. Tijdens het klimmen heb ik er me al mee getroost. Beeld je zo'n afdaling in, een uur lang teren op de zwaartekracht om in volle vaart vooruit te vliegen in volledige stilte, kramp in de vingers van het remmen, supergeconcentreerd op de putten en barstjes in de weg letten, de bochten voorbereiden, de wind van de snelheid voelen.

Na Manteigas gaat de weg verder door het Natuurpark van de Serra da Estrela, tamelijk heuvelend en bloedwarm. Het is al de ganse week meer dan 30°, hier in de totaal open landschappen begint het wel wat te wegen. Veel watervoorraad meezeulen heeft niet veel zin, in een mum van tijd is het lauw. Zelfs in lege streken, vind ik nog altijd om de paar kilometers wel een winkeltje of café, waar ik fris water kan kopen. Het worden etappes met veel korte stops. Van Guarda maak ik een veel langere stop. Ik heb iets met Guarda. In 1981 kwam ik er vanuit Spanje binnengereden. Het was mijn eerste Portugese stop ooit. De afgelegen, verarmde stad zag er toen behoorlijk pover uit. 's Avonds op het plein aan de kathedraal kwamen de mensen samen voor hun avondwandeling, hun 'paseo'. Die kleren, die types, die oude mannen op hun omgekeerde stoelen, de armen gekruist over de leuning, dat plein met verzakte, slecht onderhouden huizen rondom, in ongelijke hellingen aangelegd tot aan de kathedraal met bomen, waarvan de wortels half bloot waren komen te liggen. Ik zie het nog zo voor mij. Misschien heb ik er nog een foto van ergens, vroeg of laat vind ik die wel terug. Niets meer van dat alles, als ik het kathedraalplein oprij met de fiets. Een volledig geplaveid plein in blauwe steen, bankjes, nieuwe sierboompjes, een kioskje, de huizen gerestaureerd, alles uit het kookboek van de moderne Europese stadsverfraaiing is hier intussen toegepast. En het publiek? Jonge mensen in trendy street-wear en met skate-boards, Portugezen in zomeroutfit op de terrasjes. De fauna van overal. Ik bedenk dat we toen het authentieke Guarda nog gezien hebben en we vonden het niks! Als het nu nog zo zou kunnen bestaan, werd het een attractie van originaliteit en geschiedenis.

Dus verlaat ik Guarda al voor de tweede keer gefrustreerd, deze keer omdat het niet meer is als toen en ik het toen niet kon appreciëren. Ik rij nog 30 kilometer verder tot Pinhel , een vervelende rit langs niet aflatende wegenwerken en omleidingen.
Portugal is een beetje in de rouw deze week. Toen ik er zondag aankwam was het al gebeurd: ze lagen eruit in de Europese voetbalinterland in Zwitserland en Oostenrijk. De verwachtingen waren nochtans groot geweest. Dat kan je overal aflezen op straat, de vlaggen, de metershoge affiches van de sporthelden, spandoeken. Maar Ronaldo en de zijnen hebben het niet kunnen waar maken. De voetballer met bovenmenselijke status rust nu uit. De kranten besteden er ongeveer evenveel pagina's aan als aan het verder verloop van de Europese titelstrijd. Mij niet gelaten, Ronaldo doet niets dan aan het zwembad liggen, ergens in Sardinië. Nu en dan vaart hij even uit op een plezierjacht. De ganse week draagt hij onveranderd alleen maar een zwemshortje. Meestal wit. Alle Portugezen en ik vergapen ons aan de foto's. Je ziet hem met de dag donkerder van kleur worden.
Ik speel wel nog mee met het Europese kampioenschap. In mijn team op het werk is namelijk een grote pronostiekwedstrijd op alle matchen bezig en toen ik vertrok stond ik nog aan de leiding met het hoogste aantal juistgeraden uitslagen. Per SMS krijg ik nu nu de namen van de kwart- en dan halve finales. 'Espanha', zeggen de Portugezen, die gaan winnen. De poetsvrouwen in het hotel in Peso da Regua heffen zowaar 'E Viva España', met een extra vette 'sj', 'Esjsjpanja por favor'. Niemand weet hier natuurlijk dat deze wereldhit van onze Vlaamse vedette Samantha is. Enfin, om het verhaal kort te maken, ik gok dan ook vanop afstand op Spanje en zie, het klopt en de eindoverwinning van de pronostiek, een fles huisgemaakte pinot de charentes van de organisator van de wedstrijd, is voor mij bij mij terugkomst!

Vanuit Pinhel over Peso en Cinfães rijd ik ongeveer hetzelfde traject als met Hans begin mei, maar dan in Westelijke richting deze keer. En 15 graden warmer. Ergens tussenin zou ideaal geweest zijn. Als ik het Plein van de Republiek oprijd in Porto, hangt daar dezelfde logiespooier rond als verleden keer. Hij herkent me. Deze keer ga ik niet logeren in zijn 'Cabral' pension, maar in het 'Rex' op het plein zelf. Het is even basic, ongemakkelijk en goedkoop.


3. Zuidwaarts van Porto: Beira Litoral en Ribatejo


'Weer naar Portugal?', vraagt Rickie daags voor ons vertrek, 'Waarom? Je hebt er nog geen goed woord over geschreven!'.
Is dat zo? Klinkt mijn passie voor fietsen in Portugal niet hard genoeg door? Misschien moest ik wat enthoesiaster schrijven..

Derde lus vanuit Porto (2009) - etappeplaatsen
Proloog: van Porto naar Aveiro

Om Ulrich niet direct de volle laag te geven, hebben Hans en ik voor deze derde fietslus vanuit Porto gekozen voor een rondje Zuidwaarts. Dat heet vlakker en minder lastig te zijn.
Porto - Hans en Ulrich op de linkeroever van de Douro Langs de kust, op een splinternieuw fietspad, dat strand en duinen afboordt, de stoere Atlantische Oceaan binnen het blikveld en met een stevige frisse Noorderwind pal in de rug bestaat lange afstanden fietsen de eerste dag uit niet veel meer dan handig langs alle obstakels sturen. Een ongezien snel gemiddelde: 24 km/uur op onze zwaar geladen reisfietsen! Net op tijd voor de ferry bereiken we het uiterste puntje van de landtong langs de Aveiro binnenzee en van Barra aan de overkant is het nog een half uurtje fietsen tot Aveiro, eerste stopplaats.
's Avonds maken we het niet te laat. Gelukkig maar, want Ulrich houdt ons de ganse nacht wakker. Of het iets te maken heeft met zijn passie voor moto's of niet, maar het geluid dat hij al slapen produceert heeft iets van een stevige 750 cc, die voorbijscheurt.

De Pinhalkustvlakte: van Aveiro naar Nazaré

Nog altijd rugwind, maar nu met een stevige regen erbovenop en tot Figueira da Foz is het een wat kale trappartij onder de regencape langs de oude steenweg. De fijne lunch in São Pedro Cova is al een eerste lichtpuntje en 's namiddags rijden we onder een blauwe hemel door het mooiste gebied dat we op deze tocht zullen doorkruisen: de kust van de Pinhalstreek, een heel uitgestrekt Portugees Zwin. Zonder de toeristenfauna dan wel en nog minder de Lippens.

De kuststreek is vlak en geurt doordringend van het dichte woud van naaldbomen langs de kleine wegjes. Ik rij op kompas, want wegaanduidingen zijn er weinig of niet. Een weg loopt dood op een duinenrij, waartegen de Atlantische Oceaan beukt.
Vanaf Pedrogão is de kustlijn wat bebouwd. Er ligt een splinternieuw fietspad, netjes van de rijweg gescheiden door een haagje, helemaal tot in Nazaré, zo'n vijftig kilometer verder. Even het beeld van het wat verachterde Portugal bijstellen!

In Nazaré heb ik een schattig hotelletje geboekt op de dijk. De 'Adego Oceano' kijkt met zijn wit-gele gevel recht op de Oceaan uit. Beneden is een afgesloten terras onder een wit-rood zonnescherm. Als je niet beter wist, zou je denken dat je in Blankenberge was. Ik heb al wat uitgepakt als Hans en Ulrich aangereden komen. Om een onduidelijke reden, waar we omwille van de vermoeidheid niet dieper op ingaan, hebben ze in de laatste tien kilometer nog een flinke omweg gemaakt.

Meer dan 150 kilometer hebben we vandaag in de benen. Ulrich is moe en trots en een beetje verrast. Zoveel had hij niet verwacht. Op zijn Facebook-profiel had ik anders wel gelezen dat zo'n afstanden dagelijkse kost gingen worden. Dat was bluf, zegt hij, en nu realiteit.
Facebook: Wat ben je aan het doen?
Ulrich kijkt echt uit naar zijn fietsvakantie in Portugal nu zondag !!!
Reageren ∙ Vind ik leuk ∙ Delen
'En de moto? Allez, veel plezier alvast en rinkelt eens goed aan die bel zodat we weten dat ge u amuseert!', Ellen
'Het motto? fietsen hé;) grapje, pixies online hé Uli, hoelang ga je?', Deborah
'Vooral niet vergeten: plakkertjes voor de banden, Have fun hé Uli!', Anna
Thanks for the tips ladies :) Met een weekje fietsen tegen 150km per dag, probeer ik mijn energiepeil wat naar beneden te krijgen :) Hasta pronto chicas

Terwijl de chica's in Vlaanderen een weekje wachten, gaan Hans en Ulrich het locale equivalent wat uitproberen.
Tegen half drie word ik met een schok wakker. Hans is niet in de kamer. Onmogelijk dat hij nu nog op café zit. Rond elf uur was alles hier in Nazaré reeds zo goed als dicht. Ik probeer hem te bellen, maar zijn telefoon staat niet op. Dan maar even gaan kijken bij Ulrich. Die hebben we vanaf nu apart gelegd. Ik hoor door de deur dat hij er ligt, ga binnen en maak hem wakker. Hij: 'Wat is er?'. Ik: 'Hans is nog niet terug!'. Hij: 'Gek, maar niets mee inzitten, hij was goed op dreef'.

Enkele uren later zitten we weer op de fiets. Hans gaat de lat dus wat hoger leggen op deze fietsreis en een gewaagde combinatie uitproberen van zijn beruchte uitgaanscapaciteit met zijn fietspotentiëel. Ik ben benieuwd.

Monumentenjacht: van Nazaré naar Santarem

Voor de derde fietsdag gooien we het over een culturele boeg. Op een steenworp van Nazaré ligt Alcobaça, waar een mooie gotische kerk herinnert aan de herovering van Portugal op de Moren in de twaalfde eeuw. Batalha - kloosterkerkEnkele kilometer en een venijnige, stevige klim verder verrijst het indrukwekkendste historische bouwwerk van gans Portugal, de gotische kloosterkerk of Mosteiro van Batalha. In 1385 riepen de Portugezen in de veldslag van Aljubarrota de expansiedrang van de Castillianen een halt toe. Die hadden in de 14de eeuw hun eigen Spanje nog niet gekuist van Arabische invallers, maar wilden alvast al een deel van Portugal inpikken. Die overwinning van 1385 ligt aan de basis van een soeverein Portugal los van Spanje. Koning João I liet dat op de kaart zetten met dit klooster. Zijn Engelse gade en de Ierse architect gaven er een buitenlands tintje aan. Portugal en Engeland hebben altijd al wat gehad samen, of het nu aanleggen en verbruiken van Porto-wijnen was, samen vechten tegen de Spanjaarden, Algarve toerisme uit de grond stampen en recent de ontvoerde Maddie opsporen.

Een korte rit later en we rijden Fatima binnen. Hans en Ulrich houden zich schroomvol op de achtergrond, verkiezen de heilige site niet te betreden en als penitentie wat geld af te dragen in een horeca-zaak in de buurt van het heiligdom.

Fatima staat sinds 1917 stevig op de katholieke kaart. In het onooglijk gehucht verscheen de H. Maria in dat jaar enkele keren aan drie kinderen. Tegen de laatste verschijning stonden tienduizenden mensen samengepakt in de Cova da Iria, een groot open veld en waren er getuigen van het 'zonnewonder', een bizar natuurfenoneen, dat nog altijd geen uitleg heeft, tenzij dan in religieuze termen. In de jaren die volgden erkende de Kerk de verschijning. Jacinta en Francisco haalden hun plechtige communicie niet eens en stierven twee jaar na de gebeurtenis. Hun nichtje Lucia Santos had meer geluk, trad in het klooster en overleefde hen 85 jaar! Pas in 2005 overleed de derde zienster. In het informatie-bureau hangen foto's van het laatste bezoek aan het heiligdom van Zuster Lucia in 2000. Nu ligt ze naast haar intussen zalig verklaarde neefje en nichtje in de Basiliek.

Fatima - voorplein van de verschijningsbasiliek Fatima - nieuwe kerk Fatima is heel uitgestrekt. Vóór de Verschijningsbasiliek (linkerfoto) is een plein aangelegd waar zich ieder jaar op 13 mei tienduizenden pelgrims verzamelen. De vorige Paus, fanatiek aanhanger van de Maria-verering kwam er 3 keer op bezoek tijdens zijn pontificaat. Hij kwam bidden om te danken dat hij de aanslag in 1981 door Ali Agca - ook al op 13 mei - overleefd had. Niet zonder humor wijdde hij er en passant de Sovjet-Unie toe aan de H. Maagd van Fatima. Onder Haar bescherming en in overeenstemming met het 'Tweede Geheim van Fatima', kon het uiteenvallen van de Sovjetstaat meteen beginnen.
Op deze midweekse morgen is het heel kalm in Fatima. Enkele Sloveense, Poolse en Italiaanse bussen lossen hun pelgrims, maar hun aantallen maken nauwelijks een vlekje zwart in de felwitte omgeving van plein en basiliek. Ik dweil de ganse site af, de brandplaats voor votiefkaarsen en de plaats van het eerste kapelletje uit 1920 dat nu binnen in een ander gebouw staat. Om het hoofd te bieden aan de heropleving van Fatima de laatste jaren, werd tegenover de Basiliek aan de overkant van de Cova in 2007 een immense nieuwe kerk opgetrokken, de Santissima Trindade (rechterfoto). Het is een perfect cirkelvormige schijf met plat dak, een witte camenbert als het ware, die plaats biedt aan 9000 mensen.

Hans en Ulrich vind ik snel terug. Ze willen vooral weten of we nog eerst gaan eten of al direct doorrijden. Ik zeg dat ik een kaars opgestoken heb om Ulrich van zijn zadelpijn te verlossen en ze rollen over de vloer van het lachen bij de dubbelzinnige denkbeelden, die ze daarbij krijgen.

Fatima - Hans en Ulrich houden de wacht bij de fietsenDie zadelpijn van Ulrich, dat is het onderwerp van de dag. Onze moedige neofiet, op bijna alles voorbereid, had naar eigen zeggen nooit aan zijn kont gedacht. Een nieuwe goed uitgeruste fiets, specifieke training, trendy fietspakje, de juiste nieuwe witte schoentjes, echt alles voorzien en dan dit! De eerste dag was wat pijnlijk achteraan, de tweede dag ging het over op lastig, de derde dag heette het verschroeiend. De vierde dag reden we richting apotheek. Ik hield de wacht buiten bij de fietsen, maar kon door het etalage-raam het verportugeeste gesprek volgen via de handgebaren. Daar en ai en zo groot is de blein en hoe moet ik dat speciaal pleisterverband dan wel aanbrengen. Van de apotheek gaat het recht naar een café waar Lou Reet (zoals we onze fietsende muziekliefhebber nu noemen) zichzelf met veel moeite en acrobatie kan gaan verzorgen. Want iemand een handje laten helpen, nooit! Liever sterven op het zadel.

Langs de Taag en dan klimmen: van Santarem naar Serta

De rit van de vierde dag is anders niet van de poes. Een lange inleiding langs de Taag eindigt in een onvergetelijke klim naar Abrantes, dat als een arendsnest boven de Taagvlakte zweeft. Vandaar is er geen respijt meer door een niet-aflatend heuvelland tot Serta. Als voorbereiding voor de koninginnerit van morgen kan dat tellen.

's Avonds maakt Ulrich de balans op van de fietsmiddelen waarover hij nog beschikt en besluit van over Coimbra terug naar Porto te rijden, liever dan de Serra de Lousa te tarten.

De light koninginnerit: van Serta naar Coimbra

Hans en ik gaan er tegenaan, maar als we tegen de middag nog maar een povere 40 kilometer geklommen hebben en doornat aan tafel zitten, besluiten we van de rest van de klim tot 1000 meter niet te doen. We rijden in de mist, het is koud en blijft miezeren, in de regencape vormen zich tussen de armen telkens weer watervijvertjes. Dus gooien we het roer om richting Coimbra. Dan nog duurt het vele tientallen kilometer voor we alle flanken van het gebergte beklommen en afgedaald zijn en in Penela vervoegen we Ulrich weer, die op zijn dooie gemakje van Serta naar Coimbra aan het rijden is.

Op de flanken van de Serra Lousa krijg ik nog een mooie kans om de degelijkheid van een nieuwe aanwinst uit te testen: de 'dazer' (Engels). 'Een druk en weg hond' staat er op de verpakking van dit apparaatje. Het produceert een voor de mens onhoorbaar hoogfrequent geluid, dat agressieve honden op slag doet wegstuiven. Ik heb het gekocht voor Hans, die geen beste maatjes is met de Portugese zwerfhonden. Wanneer hij door vijf keffers achtervolgd wordt die het op zijn feloranje regencape gemunt hebben, bewijst de dazer zijn dienst. De beste vrienden van de mens zien af van hun moorddadige bedoelingen en haasten zich weg. Hans komt er ongedeerd van af. Toch is hij niet overtuigd!

Ik los het gezelschap om een pensionnetje te zoeken in Coimbra. De expressweg is niet erg fietsvriendelijk. Het is er superdruk op deze vooravond van het verlengde 1-mei week-end en vlak vóór de weg de vallei van de Mondego induikt staat er plots een verbodsbordje voor fietsers en trage weggebruikers. Waar die dan wel naartoe moeten, staat er niet bij. Gewoon opkrassen. Ik overweeg nog even van gewoon door te rijden - Hans zal het een half uurtje later wel doen -, maar keer op mijn stappen terug en rij de berm af naar een voorstadje van Coimbra. Vandaar gaat het tamelijk vlot naar het kleine centrum van de stad en ik neem twee kamers in het eerste pensionnetje over de brug. Hans en Ulrich arriveren wat later, tamelijk moe, maar een keer gedoucht en in de stad zijn de batterijen op slag weer opgeladen: het is feest in de stad.

Het oude centrum ziet zwart van de vele honderden uitgelaten studenten. Letterlijk dan, want ze zijn allen gekleed in zwart pak en zwarte toga, het lijkt haast een middeleeuws kostuum. We zitten midden de week van de 'Queima das Fitas', het grootste studentenfeest van Portugal, acht dagen van feesten, stoeten en boemelen. Hans en Ulrichs ogen glinsteren. Hier gaat gefeest worden.

Terug naar het startpunt: van Coimbra naar Porto

Als ik om 7 uur opsta voor de laatste fietsdag ligt Hans diep te slapen. Ik vermoed dat hij de laatste etappe met de trein gaat doen en laat hem liggen. Ik pak en draag mijn bagage naar beneden. Ulrich en Hans hebben alle fietsen met een cijferslot aan elkaar vastgemaakt. Wie zou ik wakker maken om de cijfercombinatie te kennen. Het wordt Ulrich. '0000'. Als ik naar buiten rij, vraagt de pensionbazin me nog hoe het met de twee anderen zit. Ze slapen nog. Eentje kwam heel laat binnen, zegt ze, muy, muy tarde. Daarbij trekt ze een gezicht dat alle emoties in één keer weergeeft, verzuchting, gelatenheid, sympathie, lichte wrevel, begrip, alles in één onnavolgbare Iberische combinatie.

Laatste avond in Porto: een portootje op de geslaagde fietslus vanuit PortoIk ben al halfweg en 80 kilometer van Coimbra verwijderd als het eerste teken van leven op mijn GSM weerklinkt. Ze nemen de trein en ze missen mij en het fietsen al, zo staat er. Over Aveiro volg ik dezelfde weg langs de kust als op doorreis de eerste dag, alleen lijkt hij wel twee keer langer met de harde kopwind. Op de grote Avenida dos Aliados in Porto brengen we onze laatste nacht door.
De derde lus vanuit Porto, de zevende op het Iberisch schiereiland zit erop.



Ulrich is nieuw in de fietserswereld. Wat hij verwacht van zo'n lange tocht is niet zo duidelijk en hoe hij zich achteraf zal voelen houdt al zijn vrienden en kennissen bezig. Gelukkig heb ik in de luchthaven een kort interview met hem kunnen versieren, zodat zijn eerste langeafstandstocht voor altijd in de annalen blijft.

Ik: 'En?'
Ulrich: 'Great,man! Hehe, super.'
Ik: 'Niet te lastig?'
Ulrich: 'Nee, helemaal niet. Een klein beetje dat zadel onderschat. Op alles voorbereid, maar niet aan mijn kont gedacht. Doe ik nooit, trouwens, haha.'
Ik: 'Wat zal je het meest bijblijven?'
Ulrich: 'Fatima! Ongelooflijk. Het klikte direct. Ik ben een Zuid-Amerikaan, hé. Zie er wel uit als een Limburger, maar ben een Argentijn. De vrouwtjes daar, te gek. Gaan ervoor, zonder omwegen. Ik zie dat je dacht dat ik het over Fatima had. Ik heb het over die chick van op het studentenfeest in Coimbra, niet het bedevaartsoord. Heb ik trouwens niet bezocht, bleef daar met Hans in het café hangen, terwijl jij naar de kerk ging.'
Ik: 'Nog fietstochten?'
Ulrich: 'Heel zeker. Ik begin volgende week al te trainen! Het kriebelt al!'
Ik: 'Waar?'



Meer foto's over deze drie fietstochten vanuit Porto, daarvoor moet je naar hier en daar de Porto-rondjes aanklikken.