Eentje vanuit Lissabon 

2010

De kaart van Portugal even afwerken

Achtste fietslus met een tracé, gekozen uit cartografische overwegingen. Ik wou namelijk het gat dichten, dat ik centraal in Portugal nog onbefietst gelaten had na mijn vorige tochten. Dus niet echt omdat het een route zou worden langs de fraaiste hoekjes. En toch werd het weer een zeer mooie tocht. Intussen heb ik het allemaal platgereden en kan getuigen, Portugal is een zeer fraai land, van Noord tot Zuid.

Lissabon

'Fietsen van de luchthaven van Lissabon naar het centrum en omgekeerd moet ten sterkste worden afgeraden' (uit L. Oteman, 'Fietsen in Portugal, pg. 25).
Even kijken, wat hebben we intussen al gehad op die fietsreizen? Over de snelweg naar de luchthaven van Porto. Op een viervaksbaan tussen zware vrachtwagens naar die van Faro. Wat kan er hier dan wel aan de hand zijn om zo'n negatief advies op te leveren? Ík heb het alvast niet gezien. Meer zelfs, de rit van de luchthaven naar het centrum was aangenaam en makkelijk, die dinsdagavond vlak na Pasen. Brede lanen hebben ze daar heel zeker, maar er is ruim plaats om te fietsen. Een beetje laat op de avond was het ook, maar goed verlicht. En vooral, altijd bergaf tot aan het hotelletje dicht bij het centrale Comércio plein, een licht windje en zachte temperaturen. Ik leek wel in een zweefvliegtuig af te dalen langs de rechte lanen over de grote ronde punten.


 

Ribatejo en Alentejo

'Oever van de Taag' en 'Andere kant van de Taag' heten de streken in Centraal-Portugal. Duidelijk namen gegeven door die van de andere kant, de inwoners van Lissabon. Om de Taag over te steken haasten ferries zich naar zes verschillende plaatsen. Montijo leek alvast een betere keuze dan die van een vorige overtocht. Je komt er onmiddellijk op de weg naar Setubal en daar lag net de tweede ferry afvaarklaar. Nog een stuk voor de middag rij ik Comporta al binnen, zeker drie uur vroeger dan verleden keer met fietshelden (maar langslapers) Mikkie en Hans. Van Comporta gaat het wel oostwaarts deze keer, richting Évora. Vlotte rit, gekend hotelletje, voorspelbare Iberische fietsreisavond: douche, wandelingetje in de stad, ruim tafelen, voetbal op TV. Maar blijkbaar iedere keer toch net verschillend genoeg, want ik vind het gek dat ik me die plaatsen van avondeten achteraf altijd makkelijk kan herinneren.

Juromenha fort bewaakt de Portugese oever van de Guadiana De volgende morgen toer ik naar een aansluitingspunt met een andere gedane fietslus en doe ik een stukje weg ervan over. Toch weer helemaal anders, toen was het begin mei, nu begin april, scheelt al zeker 10 graden, toen kon je de komende problemen met water al aflezen van de hoogte van de stuwmeren, nu staat veel meer onder water dan gewenst. Het goot dan ook bakken water in de wintermaanden begin 2010. De woestijndreiging van Zuid-Spanje en Portugal is even afgewend. Spanje heeft intussen al andere katten te geselen. De crisis slaat je er om de oren. De grootse projecten rond de steden liggen stil. Enkele jaren geleden kon er gewoon niet snel genoeg gebouwd worden, autowegen, hogesnelheidslijnen, stadsuitbreidingen, nieuwe luchthavens, industrie-zones, sportcomplexen, overal vloeide beton met beken. Tussen Badajoz en Mérida rij ik langs de werf van de hogesnelheidslijn tussen Madrid en Lissabon. Die zal over de grens aan Portugese kant verdampen in de velden, de Portugezen zijn voorlopig niet van plan hun stuk te bouwen.

Extremadura en Mérida

Heel zeker was Extramadura niet zo kaal en schraal in Romeinse tijd, anders lag hier niet middenin de grootste Romeinse stad van de toenmalige provincie Hispania: Augusta Merita, stad van verdienstelijken, oud-soldaten, die hier een landgoed kregen en een aangename oude dag in het theater en de baden konden doorbrengen. Mooie stad overigens, met veel stenen nog op elkaar van die Romeinen. Komt ook omdat na de Romeinen de stad van een centraal en bedrijvig Merita een stofferige uithoek van een Merida werd. Altijd goed om monumenten in stand te houden.

Trujillo

Trujillo kondigt zich aan als 'stad van de conquistadores'. Hier kwamen veel van de onverschrokken avonturiers vandaan, die Amerika gingen veroveren. Pizarro heeft een groot ruitersstandbeeld op het centrale plein met een enorme Moorse burcht op de achtergrond. Waarom net deze streek de gelukszoekers opleverde vind ik nergens uitgelegd. Waarschijnlijk toen ook al een arme landbouwstreek zonder veel mogelijkheden en wie het niet zag zitten om zijn leven te slijten tussen de schapen op de schrale heuvels met hun afgesleten, ronde rotsen, had weinig andere keuze dan het elders zoeken. Nu grazen die schapen nog altijd op diezelfde magere weiden.
Ik heb haast om op 10 kilometer van Trujillo te geraken, daar ben ik immers op mijn verste punt inwaarts Spanje en ga ik linksaf, eindelijk westwaarts en terug richting Portugal. Vanaf dat punt zal ik van die niet-aflatende sterke kopwind afgeraken, die me al drie dagen in zijn greep houdt. Wind, in mijn ogen, is de grootste vijand van de fietser. Onvoorspelbaar en oneerlijk. Je wint er nooit van. Een helling bijvoorbeeld, die ligt er, die kan je inschatten en van een kaart aflezen, die wordt gevolgd door een afdaling. Met tegenwind is een compensatie is nooit zeker. Op het afslagkruispunt, dat ik al twee dagen op de kaart in het oog hou, is het effect onmiddellijk voelbaar. De volgende honderd kilometer over een rustige weg door de verlaten streek zijn van een ongezien gemak. Ik vlieg aan bijna 30 kilometer per uur op Monroy af, dan naar Talaván en doe de 7 kilometer naar het volgende dorpje Hinojal op een lichtafhellende nieuwe weg zonder één keer te trappen. Memorabele kilometers. Alleen al voor die wind, die in de leegte van deze hoek in Spanje niet veel anders te doen heeft dan zich met fietsers inlaten. Met die ene toch, ik heb er geen andere gezien.

Alcantara

Vóor Spanje de Taag afstaat aan Portugal, romen ze hem nog aardig af. Op twintig kilometer van de grens, in Alcantara, dwarst een reusachtige dam de stroom. Over meer dan honderd kilometer stroomopwaarts in Spanje is de Taag nu een gezwollen brede, vertakte ader geworden en lopen de oude wegen dood in het stuwmeer, waarin je verzwolgen oude dorpen kan vermoeden. Dat landschap van buitenmaatse rivierbeddingen is typisch voor Extramadura en de Alentejo, geen riviertje te min of het wordt een of meerder keren afgedamd gedurende zijn loop.

Alcántara - Romeinse brug en triomfboog van Trajanus Dat de grote dam over de Taag net vóór het stadje Alcantara ligt en niet verderop is te danken aan de Romeinse brug, de 'cantara' waar de plaats naar genoemd is in latere, Moorse tijden. Sinds de eerste eeuw ligt ze daar te getuigen van de Romeinse bouwkunde. Tweeduizend jaar oud, zuiver van lijn, intact en majesteus. De brug maakte deel uit van de Romeinse heirweg van Itaca (Sevilla) naar Portus (Porto). En nog steeds gaat het verkeer erover. In Rome zelf ligt de andere brug van Romeinse makelij, die twee millenia overleefde, de Pons Fabricius. Ik ga er iedere keer naar kijken. Het is fascinerend te bedenken dat 20 eeuwen lang handelaars, legers en veldheren, pausen, machtshebbers, stoeten en opstanden over dezelfde constructie getrokken zijn.

Zo ook hier dus in Alcantara. Van de Romeinen zelf over Vandalen, Byzantijnen, Visigothen, Moren, conquistadores .. tot de fietstoeristen van de 21ste eeuw, allen over dezelfde brug en allen met dezelfde motivatie: 'we konden niet thuisblijven, want dat is te saai'. Centraal is de brug bekroond met een triomboog. Keizer Trajanus, afkomstig uit Hispania, was in een gulle bui. Tweeduizend jaar later is iedere passant heel even een onderdaan van het Romeinse rijk en is zijn overtocht honderd meter boven de Taag een korte hulde aan het Romeinse genie. Als er overdag zo'n honderd mensen per uur over de brug trekken, zijn het er dat sinds de aanleg al anderhalf miljard geweest en evenveel keer 'mercikes, Trajanus'.

Nu, ik wou dus eigenlijk zeggen dat de dam over de Taag net vóór Alcantara ligt omdat die historische brug anders diep in het stuwmeer zou verdwenen zijn. Ondenkbaar natuurlijk.
Helemaal opgeslorpt door de brug, verwacht ik eigenlijk niets van het stadje en ben zelfs eerst van plan nog wat door te rijden, maar er is niets bruikbaars voor overnachting in de eerste 50 kilometer en dus sla ik mijn kamp al maar op. Gelukkig, want Alcantara is vreselijk interessant.

Alcántara - San Benito klooster De stad op zijn heuvel boven de brug en de Taag had maar één doel, in het oog houden wie over de brug trok, vriend of vijand. Daarvoor hebben we een burcht nodig, telkens een nieuwe in de stijl van de overheerser en als de overkant wat te sterk werd, doe nog wat stadsmuren. Soms was er eens vrede. Dan viel er geld te verdienen met de handel over de brug en bloeide de stad weer en werden er grote kerken opgetrokken, kloosters en paleizen. Nu vind je van al die gebouwen en bouwwerken terug in Alcantara, meestal leeg, want veel te groot voor de huidige dorpsgemeenschap en niet nuttig, want er valt niets meer te verdedigen. Komen tijden van glorie ooit nog terug voor Alcantara? Alleen als toeristen het zouden ontdekken, vermoed ik en voorlopig is dat nog niet gebeurd. Veel initiatief zal er ook wel niet uitgaan van de kleine groep van oude bewoners, in hun jeugd dan nog erg conservatief ook. De stad zat in het Franco-kamp: een groot kruis in falangistische stijl verrijst bij het binnenkomen. Hoewel een nieuwe gedenkplaat erop nu alle Spaanse slachtoffers van alle oorlogen herdenkt, weet je al onmiddellijk voor wie Alcantara gekozen had. Een grote school draagt de naam 'Primo de Rivera' naar de stichter van de partij van Franco. Overal elders verbannen uit het straatbeeld intussen.

Het enige hotelletje in Alcantara heeft vanavond geen tijd voor nostalgische beschouwingen. Als iedereen gegeten heeft - voor de Spanjaarden is het dan al half elf - loop het café beneden vol voor de topper Madrid-Barcelona, of Ronaldo tegen Messi. Dagen al staan alle kranten er vol van en zenden tv's voorbeschouwingen uit. Tussen alle mogelijke informatie over wat de spelers eten, waar ze verblijven, met welke auto's ze rijden, pakt het populaire 'Gol' zelfs uit met volle bladzijden over de twee topvoetballers en hun vermoedelijke prestaties in bed, mooi geïllustreerd. De match duurt tot na middernacht en ik hoor dat er twee doelpunten vallen, ergens.

Lissabon en Sintra

Omdat ik voor de terugvlucht 's morgens heel vroeg in de luchthaven moet zijn, ga ik Alvalade wat verkennen met de fiets in de hoop van er een hotelletje te vinden. Alvalade is een aangename buurt, uitbreiding van Lissabon in de jaren '40, niet aangetast door toerisme noch door de wilde immigratie van de laatste jaren. Op het ronde punt net vóór de luchthaven bots ik dan op wat ik zoek, een charmant hotelletje, waar ieder opstijgend vliegtuig net even de ruiten van doet trillen. 'Terminus' heet het, een villa uit de jaren '50 in een grote tuin en zwembad. Aan de ruime receptie met hoge glazen wanden, 'vintage' zetels, sepia-foto's en een groot naïef schilderij in pastelkleuren van de oude luchthaven met schroefvliegtuigen en vippassagiers. Gegarandeerd kwamen die hier overnachten voor ze hun vlucht naar de Portugese kolonies namen. Kon dit hotel maar zijn verhaal vertellen. Niet alleen de naam, ook de sfeer doet erg denken aan Sabena's 'Air Terminus' naast het Centraal Station. Ik blijf rondhangen in de lobby op zoek naar nostalgie. Zo'n vondsten maken me enthousiaster dan het zoveelste geklasseerde monument op het toeristencircuit.

Toch ga ik even afzakken naar Sintra. Iedereen doet het aan op zijn circuit. Niet met de fiets, de regio Lissabon is onfietsbaar, behalve langs de Taag. Sintra is het eindstation van een voorstadslijn en onderweg laat die een minder fraai beeld zien van de Portugese hoofdstad. De 'blanke' stations worden na een tijdje hoofdzakelijk 'zwart', rommel en uitzicht van huizen à la Kuregem. En net het laatste station is dan weer autochtoon en schoon, Sintra, toeristenbestemming met werelderfgoed certificaat. Sintra centrum ligt in een dal, de kastelen op de heuvel erboven. Dat zijn enkele merkwaardige gebouwen van 19de eeuwse romantiek met sprookjes-allure, kantelen, torentjes en Moorse bogen, kleurige gevels. Een leuk bezoek, maar toch ook weer niet het 'mooiste plaats op de wereld' citaat waard van een of andere obscure 19de eeuwse Engelse dichter, waarmee ze hier op iedere foldertje mee uitpakken.



Enkele fraaie plaatjes vind je door hier te klikken