Hospitalero in Los Arcos 

April 2011

¡Bienvenido a nuestro Albergue, Peregrino!

Pelgrims die onze herberg aandoen, lopen van de poort over de oude speelplaats naar de toegangsportiek en dan door de gang tot aan onze receptie. Over het grootste deel van dat korte, laatste traject van hun dagtocht kan ik hen vanaf mijn plaatsje aan de inschrijvingsbalie volgen. Vaak weet ik dan al vóór ze neerploffen op die twee metalen stoeltjes aan het bureau, wat voor vlees we in de kuip hebben: de vermoeide, maar gelukkige pelgrim in halve trance door de pijnlijke voeten, de nonchalante, sportieve trekker zonder veel verwachtingen, de kieskeurige niet tevreden te stellen pekelaar, de rondborstige zware snurker, die zich alvast maar charmant voordoet, de vrolijke Frans, die ’s avonds in de eetzaal straffe verhalen gaat vertellen .. Allen begroeten we ze in het Spaans en met de glimlach. Dit is immers de Albergue de los Flamencos, el más simpático del Camino! ¡Bienvenidos!


In Spanje is een hospitalero een zorgverstrekker in een ziekenhuis.
Langs de Camino de Santiago wordt de term nog gebruikt in zijn andere, oude betekenis van gastheer of herbergier. Een brevet van hulpverlener of verpleger is er dus niet voor vereist, ook al is het altijd wel nuttig. Als je leest hoe het er in de Middeleeuwen aan toe ging langs de pelgrimsweg - tien procent van de pelgrims haalden het einde niet - dan kan je je inbeelden dat ziekenhuis en herberg niet zo erg verschillend waren in die tijden.

Op de 754 kilometer lange Camino van de Spaanse grens in de Pyreneeën tot Santiago de Compostela liggen zo’n kleine driehonderd van die albergues.
Het zijn pelgrimsherbergen in beheer van openbare instanties, gemeenten, gemeenschappen, regio’s en religieuse ordes. Daarnaast zijn er nog zeker twee, drie keer meer privé-albergues, campings, pensionnetjes en hotels. De meeste zijn in de laatste 15 jaar opengegaan met de heropleving van de Camino. Die publieke albergues zijn het goedkoopst, drie tot vijf Euro per nacht en het soberst, geen extra diensten, ontbijt, noch eten. De lokale middenstand moet immers ook leven.

Een pelgrimsherberg in Los Arcos

Ook het kleine stadje Los Arcos, duizend inwoners en tweeduizend jaar geschiedenis, kon niet achterblijven. Gerardo, over wie ik direct meer ga vertellen en twee vrienden van hem hadden zich sinds de jaren '60 al met de Camino ingelaten en op hun initiatief bouwde de gemeente in 1995 een oud schoolgebouw en twee woningen van onderwijzers ertegenover om tot gemeentelijke albergue.
De herberg bemannen was een ander paar mouwen, zeven maand, zeven dagen per week, daar heb je veel plaatselijke vrijwilligers voor nodig. Ieder jaar probeerde het plaatselijk genootschap een andere formule uit. Niet altijd met evenveel succes.

Daar is Miet!

Oost-Vlaamse Maria (Miet voor de pelgrims) wilde en zou hospitalera worden, dat had ze zich vast voorgenomen tijdens haar eigen eerste pelgrimstocht in 1991.
Via pelgrimskennissen van onderweg kwam ze in de albergue van Hospital de Orbigo terecht. Toen ze daar aan de deur gezet werd, ging ze samen met enkele medestanders van het Vlaamse Compostelagenootschap aan de slag in Castrojeriz. Weer duurde het maar enkele jaren. In 1997 botste Miet in Los Arcos dan op Gerardo en de twee lieten mekaar niet meer los. In het zog van Miet nemen Vlaamse hospitalero-teams nu al 15 jaar het beheer waar van de gemeentelijke herberg van Los Arcos.
Los Arcos staat hoog aangeschreven, het is de vriendelijke, kraaknette, praktische herberg. Die luxueuse nieuwe van de Nederlanders in Roncesvalles gaat dan weer door als een militair kamp: 'ze schijnen er om 6 uur 's morgens met een zaklamp in je ogen om je wakker te maken'. De parochiale herberg van Estella - waar veel van onze pelgrims de vorige nacht geslapen hebben - is berucht voor het gekibbel tussen de plaatselijke vrijwilligsters die hem beheren.

Gerardo Zúñíga, el Fundador

Ook al is de lokale opper-hospitalero Gerardo intussen 88 jaar oud, toch knettert hij de ganse dag het stadje rond op zijn bromfiets.
Een paar keer per dag rijdt hij de speelplaats van onze albergue op en bij het horen van het gebrom weten we al dat we een les geschiedenis en pelgrimsopvang gaan krijgen. Op het einde van mijn twee weken kan ik de biografie van Gerardo grotendeels uitschrijven en Los Arcos ontleden sinds de Romeinen.

Gerardo is een levend archief over alles wat ooit in Los Arcos gebeurd is en een getuige van wat er zich hier afspeelde sinds de jaren '30. Voeg daar nog bij dat hij de grafstenen van zijn overgrootouders kan laten zien in de kloosterrondgang naast de kerk en je weet dat hij in persoon een van de grootste monumenten van Navarra is.

De familie Zúñiga heeft een stamboom die Gerardo vlot tot aanvang 13de eeuw laat opklimmen. In zijn persoonlijk museum, waar Joon en ik op de laatste dag van ons verblijf een privé rondleiding krijgen, hangt een ereplaat met stukjes wapentuig gevonden op het slagveld van Las Navas de Tolosa, dat van de beslissende slag tussen Moren en Christenen in 1212. Een Zúñiga had zich toen al verdienstelijk gemaakt in de legers van de Reconquista en op de 750ste verjaardag van de overwinning kreeg Gerardo daar een diploma voor.
Ik hoef hem niet te vragen of hij republikein of Franco-aanhanger was in zijn jeugd. Deze streek heeft nooit sympathie gehad met kerkvervolgers of Baskische nationalisten hoor ik in al zijn verhalen doorklinken. In de republikeinse jaren zat hij als kind al in 'de weerstand' en smokkelde hosties naar zieke mensen. Hij citeert iemand, die de dag van de intrede van de troepen van Franco de mooiste van zijn leven vond. Ik veronderstel dat dat een omfloerste manier is van mee te geven aan welke kant de streek of zijn familie stonden.

Waarmee Gerardo in zijn leven aan de kost kwam, weet ik niet zo goed. Schrijnwerker of meubelmaker, dacht ik eerst, zoals zijn vader en grootvader. Bij het bezoek aan zijn privé-museum lijkt de aanbouw aan zijn huis dan weer op een kleine hoeve met vroegere stallen en een veevoedermaalderij.
Onder de centrale trap van zijn grote huis bevindt zich de bodega Zúñiga. Hij bottelt er zijn eigen wijn en slaat daarnaast een behoorlijke hoeveelheid van lokale Rioja op. Ik krijg een fles 'cuvée Zúñiga', voorzien van een eigen etiket en een volgnummer. Terug in Brussel kappen Joon en ik ze met enige schroom in de goot, ondrinkbaar zuur.
Belangrijk in het stadje is Gerardo wel altijd geweest, dat voel je zo en op de Processie van Paaszondag krijgt hij de opdracht om de treurende Madonna van haar zwarte mantel te ontdoen. Een hele eer!
Op die Semana Santa in Los Arcos kom ik nog terug.

Albergue Municipal de la Villa de los Arcos 'Isaac Santiago'

Terug naar onze herberg.

Net buiten de Puerta de Castilla, die op het oude plein en centrum uitgeeft, over het brugje van de rivier Odron, langs een beeld van een middeleeuwse koning van Navarra, rechts: daar ligt ie. Eerste indruk, school herbruikt als herberg. Klopt helemaal.

Ook al zit je er maar op tweehonderd meter van het centrum, toch voelt het wat aan als 'buiten de stad'. Tussen de rivier en de herberg is tien jaar geleden nog het cultureel centrum 'Casa de la Cultura' verrezen, een uit de kluiten gegroeide parochiezaal voor het stadje van duizend inwoners. Een deel van de oude klaslokalen rechtover de herberg is in gebruik als sociaal centrum, wat dat juist inhoudt kan ik in veertien dagen niet uitvissen. Van twee oude klassen is een extra slaapzaal gemaakt voor onze herberg. Herberg, gemeenschapscentrum en cultuurhuis vormen de sociale driehoek van Los Arcos.

Iets meer dan tienduizend pelgrims klopten aan in 2010, een gemiddelde van vijftig per dag. Voor een overnachting betalen ze 4,5 Euro. Daar zijn sinds 2011 een zijdepapieren hoeslaken en hoofdkussenovertrek - de fameuse sábana en almohadón in het Spaans - inbegrepen. Verplicht geworden over de ganse Camino, dat weggooi-beddegoed. Er waren té veel problemen met beddenbeesten allerhande de vorige jaren.
In de zomermaanden hangt tegen het einde van de middag het bordje 'completo' al aan het hek en zijn de tweeënzeventig bedden ingenomen. In het voorjaar is het vooral druk in brugweek-ends als Spanjaarden een stukje camino komen doen. Stappers van over de Pyreneeën vanuit hun thuisbasis in Duitsland of de Lage Landen zie je in Los Arcos niet opdagen vóór de zomer. Vanuit Brussel bijvoorbeeld is het 65 dagen wandelen tot Los Arcos en als je niet door de sneeuw wil ploeteren in het Centraal Massief of op de Pyreneeënpas begin je daar niet aan vóór april.

Kristien van het Vlaamse Jacobusgenootschap loodste ons met vaste hand naar de tweede helft van april, dat hospitalero-dienstgat wou ze vullen. Gevolg is dat wij de herberg bemanden in een rustiger periode. Drie keer geraakte hij vol in die twee weken eind april, vijfhonderd pelgrims boekten we in totaal.
Ik schrijf 'rustiger' in aantal gasten, maar eigenlijk geldt dat niet voor de hospitalero's. Als je herberg niet vol geraakt, blijven pelgrims binnendruppelen tot laat 's avonds. Bij vol huis om vijf uur in de namiddag zit het opvangwerk er eigenlijk al op. Veel vrije tijd hebben we dus niet gehad. Geen komt zelfs nog dichter bij de waarheid.

Geleid bezoek aan de herberg.

Ik heb een kort filmpje gedraaid en opgeladen van een wandelingetje door het hoofdgebouw van onze herberg.
Door de buitenpoort kom je op de oude speelplaats en de keientuin, waar pelgrims rondhangen bij mooi weer en lange dagen. De lokale jeugd wil die half-publieke ruimte ook wel graag inpikken 's avonds, liefst als de pelgrims al in hun bedje liggen. Het is dan aan de hospitalero om te kiezen tussen stilte of laissez-faire. Het was niet echt ons probleem omwille van het barslechte weer in april.
Bereiken we het overdekte terras en de twee automaten. Populair bij iedereen. Een leuke extraatje voor de eigenaar van de kleine doe-het-zelfzaak in het stadje. Sommige collega-hospitalero's verhuizen de receptie naar het terras bij warme periodes.
Binnen, rechts de twee eetzaaltjes, samen drie tafels en de keuken. Vijf man kan er terzelfdertijd aan het werk. Dat is meestal geen probleem, want eerst eten de Koreanen, dan de Duitsers, dan de Italianen en net voor we hem sluiten nog de Spanjaarden. De wijnconsumptie neemt toe in dezelfde volgorde. Een goede fles lokale Rioja kost trouwens maar anderhalve Euro.
Links beneden een wasplaatsje voor handwas van kleren, douches voor dames en heren, onze receptiehoek, een slaapzaaltje met twee stapelbedden en het kleine studiootje voor de hospitalero's, slaapkamer, eethoekje en eigen badkamer. Joon, Sven en ik gebruikten die natuurlijk niet, want dan hadden we ze ook zelf moeten schoonmaken.
Eerste verdieping dan.
Op het bordes Carlos' massagebed en dan rechts en links telkens twee kamers met vier bedden en tweemaal een open zaal met twee keer acht bedden. Voor wie de tel kwijt is, boven hebben we 32 bedden. Wie ongeduldig staat te trappelen voor een plaatsje bij opening om 12 uur, krijgt een bed in een van die open zaaltjes, niet meteen de comfortabelste plaatsen als er snurkers neerstrijken, wat zo goed als statistisch vaststaat.
Alvast een tip voor de lezer-kandidaat pelgrim en gast in onze herberg!

In het hospitalero-hoekje hangt een bord met sleutels van enkele technische lokaaltjes. Toiletpapier, papieren lakens en hoofdkussens, dekens, schoonmaakproducten, vuilniszakken, borstels, gasflessen, aanvulblikjes voor de automaat, we hebben ze met hopen. Je gelooft nauwelijks wat zo'n herberg er door jaagt per dag. Iedere morgen sleuren we vier, vijf grote zwarte zakken naar de containers en de inhoud hebben we dan nog eerst milieubewust stevig geplet.

De herberg oogt overwegend wit, buitengevel, binnenmuren, trap, vloeren, tegeltjes, keuken. De stapelbedden in blauw met matrassen in groene zeilovertrek tonen waar de herberg voor staat, hygiëne en basiscomfort. Alles samen een beetje tijdloos en zonder karakter, maar niemand van de gasten die daarom geeft, de weg is de essentie en het doel van hun reis.

Een dag in het leven van een hospitalero - reality-verslag

Pionier-hospitalero's Gilbert en Lieve hebben ons een avondje opleiding gegeven bij hen thuis in Baardegem. Ze schetsten voor ons een grondplan van de gebouwen, met lokalen met vreemde namen als 'almacen' en 'verja', een opsomming met karakterschets van alle Spanjaarden betrokken bij de herberg en tenslotte een typische dagindeling met de aandachtspunten. Ik heb zijn lijstje hier overgenomen en aangevuld met ervaringen uit onze veertien dagen praktijk.

Zes uur, maar het kan ook vroeger zijn, zeker in de zomer. De eerste pelgrims rommelen aan de voordeur om de herberg te verlaten. Ze willen vroeg op stap - ook al is het nog donker in april - of hebben toch weer geen oog dichtgedaan en kunnen net zo goed dan maar opstaan en beginnen stappen. Voor de hospitalero's komt het er op aan van bij het eerste knarsen vlug naar de hoofddeur te spurten en de sleutel aan de binnenkant te recupereren. Voor de veiligheid is de deur op slot, maar kan ze van binnenuit geopend worden.

Half zeven. Een oogje in het zeil houden in de keuken. Pelgrims maken zelf hun ontbijt klaar, maar in tegenstelling tot bij de kookactiviteiten 's avonds, vergeten ze 's morgens wel eens vaker van op te ruimen en af te wassen. Met een hospitalero in de buurt blijft de discipline op peil.

Zeven uur. Een combinatie van uitwuiven van pelgrims en opruimen van de slaapzalen kan nu volop beginnen. Van zodra een hoekje vrij is worden de papieren hoofdkussens en lakens van de stapelbedden afgetrokken en de vloer geveegd. Die activiteit doen we energiek en beslist. Pelgrims, die nog wat hadden willen verder slapen of nu pas in slaap zijn gesukkeld (snurkers vangen meestal monter als eersten de dag aan, op weg naar de volgende halte waar ze iedereen gaan wakkerhouden) snappen dat ze maar beter aan de dag kunnen beginnen.

Half acht. Ochtendwandelingetje naar de bakker. Die verkoopt alleen stokbrood, op zondag ook croissants.

Acht uur. Laatste kans om aan land te gaan, de toegangsbrug wordt opgetrokken. Uitzonderlijk moet een weerspannige pelgrim aan de deur gezet worden. Een Roemeense met onduidelijke motivatie wou wel nog wat blijven hangen. Zo ook een vlotte Argentijn, die je eerder in Ibiza zou verwachten met zijn jointjes 's avonds en gedreven belangstelling voor pelgrimessen en die het herbergreglement niet meer van deze tijd vindt als hij om kwart voor acht moet opstaan.

Tussen acht en negen. Spitsuur hospitalero-activiteit. Keukenafval verwijderen, papieren beddegoed in vuilniszakken duwen, achtergelaten spullen verzamelen, vloeren keren, keukenpapier aanvullen, keukenhanddoeken in de was, flessen naar container brengen, receptieruimte opruimen, tafeltjes buiten leegmaken, speelplaats vegen, alle afval naar de vuilniscontainer brengen.

Negen uur. Maria-Angeles maakt haar opwachting. De gemeentelijke poetsvrouw komt dagelijks de keuken, badkamers en toiletten poetsen en de slaapzalen, trappen en gangen dweilen. Ze groet ons kort met haar harde stem en begint onmiddellijk te werken, drie uur zullen we haar niet meer horen. Alleen maar schoonmaken. Daarmee staat ze in schril contrast met alle andere Spanjaarden, die rond de herberg graviteren. Intussen nemen wij ons ontbijt en maken plannen voor onze twee uurtjes vrije tijd.

Half twaalf. De eerste klant van de dag maakt al zijn opwachting. Ik zeg dat we om 'mediodia' openen. 'Om welk uur?', vraagt de pelgrim. Later hoor ik dat middag iets is tussen één uur en drie uur in Spanje en dat je moet zeggen dat wij openen 'a las doce'. Nog vlug de voorraad weggooi lakens en hoofdkussenovertreks in het reservelokaaltje aanvullen, een inspectie-toer van de slaapzalen maken, toiletpapier verdelen en dan de receptie bemannen en er de inschrijvingsformulieren en het wisselgeld klaarleggen en datumstempel aanpassen.

Twaalf uur. Het overdraaien van de sleutel om de voordeur te openen heeft iets bijzonders. Ik doe het resoluut, dan kraakt het nog wat harder. De wachtende pelgrims, het kan er eentje zijn, één dag hadden we er al direct tien, veren recht. Douche, voetverzorging, op bed liggen, eten, verse kleren aantrekken … allen hebben ze wel een van die basisbehoeften, die in de laatste uren van hun staptocht uitgegroeid zijn tot een allesoverheersende nood. De deur die opengaat staat gelijk aan het bevrijdend moment dat ze er kunnen voor gaan!

Dertien uur. De eerste rush is verwerkt, vanaf nu sijpelen pelgrims binnen volgens een moeilijk te voorspellen patroon. Net als je denkt dat er niemand komt, staan er vijf voor de deur. Dan heb je weer meer dan een uur zonder ook maar één bezoeker. Lunch nemen de twee hospitalero's afzonderlijk, in een van de vier restaurants in het stadje. Het vijfde, een Baskisch, staat niet op de keuzelijst.



Namiddag. Na de lunch wordt de sfeer gemoedelijk, zelfs aangenaam. Pelgrims lopen bekenden tegen het lijf, ze komen tips vragen over het stadje, doen de was, schrijven wat straffe verhalen op hun Facebookpagina, er wordt volop gekookt ..

Zestien uur. Carlos belt op uit Logroño. Carlos is masseur-verpleger. Op het bordes van de eerste verdieping bij ons heeft hij zijn massagetafel staan. Om vier uur wil hij weten of er boekingen zijn voor zijn diensten en een uurtje later daagt hij dan op mijn zijn jonge blitse assistente. Iedere dag zijn er wel pelgrims die tien à twintig Euro over hebben om zich wat in vorm te laten kneden en een keer Carlos en zijn guapa Concepción aan het werk zijn op de overloop, wordt het rijtje klanten altijd vanzelf wat langer. Joon probeert het natuurlijk ook eens uit.

Zeventien uur. In theorie kunnen vanaf vijf uur pelgrims op de fiets, in het Spaans bicigrinos, een plaats krijgen. Theorie inderdaad, want in dit voorjaar zijn er nauwelijks bicigrinos, we hebben er geen tien ontvangen op de 500 gasten in 2 weken en op drie topdagen na, kregen we de herberg trouwens niet vol. En om maar direct open kaart te spelen, ik zou alvast nooit een fietser weigeren, zelfs al daagt hij om drie uur in de namiddag al op, dat streepje hebben ze alvast voor bij mij.



Negentien uur. Op dit onspaans vroeg uur kan je al dineren in Los Arcos. Met de grote toeloop pelgrims van over de Pyreneeën van het laatste decennium is er dan iets veranderd in Spanje. Er heeft zich in de 'vallei' van de camino in Spanje een mirakel voltrokken en kan er gegeten worden om zeven uur! Beter nog, zo zijn al de Europeanen gelaafd en voldaan tegen negen uur, als de Spanjaarden pas aan eten beginnen te denken. Twee keer kassa!

Twintig uur. Pelgrimsmis in de Santa Maria. Over het katholieke plaatje in Los Arcos ga ik het nog uitgebreid hebben, de hoofdkerk zelf is een klein juweeltje. Iedere pelgrim glundert van aan zo'n intens authentiek verhaal te kunnen deelnemen. Dan die zere voeten er maar bijnemen.

Eenentwintig uur dertig. Met mijn mede-hospitalero begin ik de herberg in overnachtingsmodus te zetten. Hier en daar ligt er al eentje te slapen trouwens. In de slaapzalen is dat in de vooravond vaak makkerlijker dan 's nachts. Rolluiken neer, keuken dicht, toiletpapier aanvullen.

Tweeëntwintig uur. OK, tien uur, klinkt minder formeel en zelfs vroeger. En toch, lichten uit, voordeur op slot. In het voorjaar niet echt een probleem, het is buiten toch donker en koud. Hospitalero's van zomerse maanden verhalen over niet altijd even aangename confrontaties met lokale jeugd, die nog lang geen zin heeft op naar bed gaan en dan maar een leuk avondje wil doorbrengen aan de automaten voor de deur van de herberg. Ongeveer de enige attractie in de late avond in Los Arcos.

Mijn mede-hospitalero's

Sven (rechts) en Joon (midden) voldoen officiëel niet aan Miets criteria om hospitalero te worden, ze spreken geen Spaans en hebben de Camino nog niet afgelegd.
Sven kan wel aardig uit de voeten met Portugees. Dat lijkt er toch al wat op en Joon, die gaat na zijn dienstweek de Camino doen, peregrino-in-spe. Nu, aandringen om ze zonder toelatingsexamen mee te nemen hoeft niet echt. Kristien van de hospitalero-werking is maar wat blij dat er nieuwe, jongere kandidaten zijn voor de herberg in een werkingsperiode, waar ze nog naar bemanning aan het zoeken is. Na bijna twintig jaar dienst dunnen de rangen van de eerste generatie hospitalero's wat uit.

De formule 1+2, waar ik twee weken opneem en de twee vrienden eentje is ook nieuw. Het leuke is dat Sven en Joon hun halve dienstrol achteraf te kort vonden.
Bijna alle hospitalero-teams zijn koppels. Mede-hospitalero's en de Spaanse crowd rond de herberg zie je zich dus afvragen wat de band dan wel kan zijn tussen Sven en mij en de week erop tussen Joon en mij. Gelijk-gepassioneerden van de Camino, zeg ik dan.
Joon, die eigenlijk Jonathan heet, maar wiens naam we moesten inkorten tot vier letters voor het bordje aan de deur van ons studiootje, van Joon dus denken sommigen dat het mijn zoon is. Komt ook wel omdat we bedreven op mekaar inspelen in de opvang van de pelgrims.

Jolige pelgrim, duidelijk uitgetelde, of dan weer knappe (vrouwelijke) pelgrim meldt zich aan.
Ik (breng rechterhand naar mijn voorhoofd): 'Buenas tardes! Toch niet op zoek naar een bed, hoop ik?'
Pelgrim (op slag bezorgd kijkend): 'Huh'
Ik: 'Ow'
Joon (komt opgewonden de trap afgestormd): 'Nog een extra pelgrim! Nee toch! Alles supervol!'
Pelgrim (met pijnlijke grimas): 'Nee'
Wij twee in koor (na enkele seconden): 'Nee, is maar een grapje'.

Er mag al eens gelachen worden langs de Camino!

Joon is een duizendpoot van talenten, gespecialiseerd in industriële printers, sportman - 114de dit jaar op de 20 kilometer van Brussel in 1 uur 14 minuten - muzikant, fruitversnijder en confituurbereider. Zonder kennis van Spaans heeft hij er zich na een week een eigen versie van samengesteld, die Spanjaarden dan nog lijken te verstaan ook. Met de pelgrims houden Joon en ik het luchtig, vlot en terzelfdertijd georganiseerd. Geen overdreven gepamper of ongevraagde bemoeienis. Veel pelgrims vragen net om een sobere, ietwat afstandelijke ontvangst. Wie wat wil socializen, laat dat vlug merken. Alle herbergen hebben trouwens een specifieke reputatie, uit de vele verhalen en verslagen van pelgrims en hun uitwisseling van ervaringen onderweg.

Sven heeft een opleiding van cultureel antropoloog. Hoewel niet erg vertrouwd met de Katholieke Kerk en haar tradities, wil hij maar al te graag nieuwe soorten mensen ontdekken. Daarnaast heeft hij jaren ervaring als couchsurfer gastheer. Couchsurfers zijn jonge mensen, die de wereld afreizen en op de sofa bij hun gastheer mogen overnachten. Hij had er ooit 120 verschillende op een jaar tijd. Omgaan met pelgrims is dus een makkie. Om Sven wat gespreksstof op te laten doen, zijn we onderweg naar Los Arcos van de autowegen afgeweken vlak voor de Pyreneeën om enkele markante punten van de Camino aan te doen, Saint-Jean-Pied-de-Port, Ibañeta, Roncesvalles, Pamplona, Eunate, Puente la Reina en Estella. Een doorsnee peregrino is daar al 6 dagen zoet mee.

De pelgrims

De pelgrim/VRT-reporter van 'Man bijt hond' is in mei 2010 in Los Arcos langsgeweest en heeft er uitvoerig gefilmd en de hospitalero's geïnterviewd.
In onze herberg verbleef toen een Limburger met een interessant, maar erg triest verhaal over zijn twee kinderen, die aan kanker leden, de dochter overleden, de zoon zwaar ziek. Voor hen was hij de tocht aan het maken. De ontroerende getuigenis (die je hier kan bekijken) zette de andere footage natuurlijk in de schaduw, de Vlaamse hospitalero's kwamen nauwelijks aan bod. Drie hoekjes van onze Isaac Santiago komen in beeld in het documentje, het bureau, waar we inschrijven, een eetzaaltje en de grote slaapzaal rechtover.

Wij echter zijn niet op zoek gegaan naar publiceerbaar materiaal, dat was onze opdracht niet en discretie hoort zoals ik al zei bij het vak van hospitalero.
Dat betekent niet dat je niet iedere dag een bont tafereel voor je ziet afspelen en dat iedere albergue-dag nieuw, boeiend, verrassend, verschillend en vol anecdotes zit. Door die pelgrims.
Dat zal trouwens het aspect zijn waar iedere hospitalero aan verslaafd geraakt, want laten we onszelf geen mietje noemen, de hospitalero waakt, wacht, poetst, ruimt op, verdeelt en informeert. Niet echt opdrachten, waar je op slag een warm gevoel van krijgt.

In een pelgrimsseizoen, dat loopt van de Goede Week tot Allerzielen (of in lekentermen, van ongeveer eind maart tot twee november) strijken vele duizenden pelgrims neer in de Albergue van Los Arcos. In 2010 waren dat er 11.776 of 54 per dag. Dat zijn evenveel verschillende aankomsten en vertrekken, want - op een uiterst zeldzame uitzondering na - blijven pelgrims maar één nacht en zetten ze de volgende morgen hun tocht alweer verder.
Een kleine helft bestaat uit Spanjaarden, vooral Basken en Catalanen. Italianen bezetten de tweede plaats en helemaal uit het niets klommen tot de vijfde plaats de Koreanen op. Iedere dag heb ik er te slapen gelegd, nog steeds weet ik niet waarom de camino populair is in het Verre Oosten.
Die talrijke Koreaanse pelgrims zijn wel een groep apart onder de trekkers. Sommigen van hen spreken echt geen gebenedijd woord Engels of Spaans. Het registratie-formulier invullen lijkt op een zwaar examen. Ik geef hun tips, bij 'localidad' kan je bijvoorbeeld Seoul invullen. Het wordt altijd 'Seoul'. Waar ze de pelgrimstocht hebben aangevat? In Roncesvalles of zo? Roncesvalles. Je bent niet verplicht neer te schrijven, wat ik als voorbeeld geef. Thank you. Helpt niet. Al mijn Koreanen zijn uit Seoul en ze zijn allen gestart in Roncesvalles. Kan best dat het zo opgedragen wordt in het identieke pelgrimsgidsje dat ze allen volgen.

Diezelfde Koreanen hebben het druk in de herberg. Dat menú del peregrino, dat overal in het stadje geserveerd wordt, daar kunnen ze niet van leven, dus koken ze zelf. Waar hebben ze die vis vandaan, vraagt Sven zich af, als ze voor de halve tent groententortilla met vis bakken. Na het eten moet er afgewassen worden, kleren gewassen en gedroogd, notities genomen in een piepklein dagboekje en dan natuurlijk naar de pelgrimsmis. De meesten zijn katholiek, denk ik, in de kerk volgen ze de dienst intens mee, ook al is die in het Spaans. Niet dat het vlotter zou gaan in het Engels. In de keuken hoor ik een Koreaan iemand luid toeroepen 'You must be more friend with me!'. Blijkbaar heeft dat onmiddellijk effect, want even later volgt er al loeiend hard 'I love you'.

El fútbol es guerra

Onze Spaanse gasten houden het midden tussen een weekje trekken langs een mooie route met goedkoop logies - het is crisis in Spanje - en de weg afleggen als cultureel/spirituele ervaring. De route van bijna 800 kilometer is meestal een meerjarenplan in de vakantieweekjes van voor- of najaar.

Een keer per week verdwijnt Sint Jacobus alvast helemaal op de achtergrond. Bij de mid-weekse voetbalmatch. Het onderwerp ligt zo gevoelig dat de hospitalero's er een apart overlegmoment voor ingelegd hebben op de jaarlijkse samenkomst. Wat te doen met die voetbalavond? Altijd zal het Barcelona-Madrid of als je verkiest Messi tegen Ronaldo zijn en zo goed als zeker is het de belangrijkste match ooit tussen die twee ploegen, die nochtans wekelijks tegen mekaar lijken te spelen. De wedstrijden beginnen nooit voor half tien 's avonds, een half uurtje voor we de herberg afsluiten en de lichten doven.
Tien uur is sowieso al een onchristelijk vroeg uur voor Spanjaarden, dan gaan ze dus pas aan tafel. OK, voor de camino willen ze wel wat vroeger eten. Maar die voetbalmatch missen, die meestal pas tegen half twaalf eindigt, dat kan je toch niet menen?
Sommige hospitalero's knijpen een oogje dicht, anderen verdelen de twee grote slaapzalen in kijkers en niet-kijkers. Wij nemen ons voor geen rekening te houden met dat opgefokt spektakel en te sluiten zoals anders.

Het worden twee bewogen woensdagen. Alle vormen van emoties in vele graden van intensiteit worden tentoongespreid aan het bureautje, als blijkt dat voetbalkijken niet mogelijk zal zijn. Sommigen vragen het als ze al ingeschreven en betaald hebben (drie stappen onmiddellijk weer op), anderen ploffen hun rugzak neer en eerder dan te vragen of er plaats is, informeren ze naar een tv en ons sluitingsuur. Het reglement even toelichten, argumenten als 'andere pelgrims verdienen rust', 'stilte is onderdeel van de camino', 'morgen staat het resultaat in de kranten' (dat laatste vinden ze zelfs niet grappig) halen geen moer uit. We kunnen net zo goed Los Arcos uitroepen tot stierengevechtenvrije zone of tapasloze gemeente. Geen voeling met de Spaanse ziel. We blijven bleke barbaren van over de Pyreneeën, uit Europa, zoals ik wel eens hoor verwijzen, alsof Navarra op een ander continent ligt. De meesten leggen er zich wel bij neer, eigenlijk zakken ze ook door de benen van vermoeidheid en wie weet, zo'n onvoorstelbare versterving, daar kunnen ze bij Santiago krediet mee winnen. De tweede woensdag van mijn verblijf begin ik voor alle zekerheid ieder gesprek met een Spaanse pelgrim met een 'er is een probleem', 'geen plaats meer?', 'nee, erger, geen voetbal vanavond' (onschuldige grimlach). Dolor compartido, mitad de dolor..

Los Arcos

Los Arcos begon zijn geschiedenis met Basken, Ibero-Kelten en Romeinen.
Van het Romeins-Byzantijnse kasteel op de rots, waartegen Los Arcos schuilt, is niets meer te zien. De Keltische menhirs dan, die waarschijnlijk deel uitmaakten van de pre-historische Sterrenweg, voorloper van de Camino, zijn in 1947 zorgvuldig opgeblazen en opgeruimd als stenen zonder waarde.
Los Arcos kan wel nog bogen op een oude, intacte stadskern en historische hoofdstraat, twee van de oude stadspoorten, enkele Romaanse kapelletjes en poorten en dan de verrassend rijke Santa Maria en haar kloostergang. De ondergrond puilt waarschijnlijk uit van tweeduizend jaar archeologisch materiaal. Een staalkaartje ervan ligt alvast in het privé-museum van Gerardo.

Semana Santa in Los Arcos

We hebben geluk. De Paasweek valt tijdens ons eerste verblijf in Los Arcos. Dat is uitzonderlijk, Pasen is pas 24 april in 2011. Ik heb het even nagekeken op internet, het wordt wachten op 2039 vóór we nog zo'n late Pasen krijgen, bij onze 29ste periode van hospitalero. Deze hebben we alvast in al zijn details meegenomen. Het stadje van duizend inwoners oversteeg zichzelf.

Palmzondag

Eén week voor Pasen, Palmzondag. Ik heb er de laatste jaren in Vlaanderen nauwelijks nog iets van gehoord.
Als vier dragers met de wagen de Plaza San Francisco oprijden, weet ik het weer, de triomfantelijke intrede van Christus in Jeruzalem. Christus zit in amazonezit op een ezel en rijdt tussen zegepalmen de stad binnen. De wagen houdt halt midden op het pleintje. Tot voor een paar jaar verliep er een dienst in de Sint-Franciscuskerk op het plein van het slotklooster van de Zusters Concepcionista's, maar dat is voorgoed verleden tijd. De laatste kloosterzusters werden overgeplaatst naar Zaragosa, de kerk is leeggemaakt en gesloten, want de voorgevel is gescheurd en gestut. Veel hoop op restauratie is er niet, op een heropleving van het kloosterleven in Los Arcos al helemaal niet. Toch is het gebeuren niet zonder vitaliteit. Het pleintje staat goed vol, de confrerie van de groene mantels vormt een erehaag, de trekkers van de wagen en een groep verklede kinderen in het midden. Op het balkon van een appartement op het pleintje wijden twee priesters de opgestoken palmen. Daarna trekt de ganse menigte in stoet Christus achterna door het stadje tot aan de hoofdkerk.

Woensdag van de Goede Week

Kruisweg. Waar is de tijd! Alweer veertig jaar teruggecatapulteerd in de tijd, als de stoet met twee priesters en een groot kruis op kop het pleintje kruist, over de brug, langs de herberg op naar de lokale Calvarie-berg. De eerste statie staat net tegen de uithoek van het pelgrimsherbergdomein, een veredelde stenen brievenbus, die de veroordeling van Christus voorstelt. De Kruisweg slingert zich een heuveltje op. De eerste staties liggen een eindje van elkaar. Telkens houdt de groep halt voor een stukje lezing en gebed. De laatste drie staties bevinden zich op de korte helling, waarop een oude kapel troont, de Calvarie-kapel. Voor de Kruisweg is ze open, een rechthoekige ruimte met een rond koor en een tongewelf.
Na de eredienst klimmen de kruiswegwandelaars nog iets hoger het heuveltje op, achter de kapel en beginnen daar verwoed onkruid uit de grond te trekken. Blijkt dat er kleine struikjes groeien tussen de stenen, een soort thijm, waarvan ze een bosje meenemen naar huis. Ik pluk ook een boeketje, het ruikt heel scherp en bijzonder. Waarschijnlijk een geluksbrengertje van de Calvarieberg. Ik stop het in de kassa van de pelgrimsherberg.

Witte Donderdag

In de kerk hebben ze een prachtige houten, geschilderde sculptuur van het Laatste Avondmaal opgesteld vóór een zij-altaar. Tegen 's avonds komt iedere familie van Los Arcos bloemen brengen en ontstaat er zo'n bloemenplas voor de communiebank, zoals we tegenwoordig aan poorten van overleden beroemdheden zien. In de mis zelf heeft de voetwassing plaats. Op de eerste rij zitten twaalf apostelen in passende outfit op sandalen. Ze maken ze los om een voet symbolisch in een teil water te zetten. Na het Gloria gaan de klokken stevig luiden, net voor ze vertrekken naar Rome.

Goede Vrijdag

Het blijft verbazen hoe springlevend de rituelen van de Goede Week nog zijn in Spanje. Ik heb de indruk dat ik de laatste 20 jaar niet meer gehoord heb van de namiddagdienst op Goede Vrijdag. In Los Arcos zit de kerk afgeladen vol tegen drie uur. ’s Morgens zijn Sven en ik al ter hulp geroepen om Christus aan zijn kruis te hangen, een memorabel moment. De Santa Maria beschikt daarvoor over een massief zwaar houten kruis, dat tegen de middag door vier man centraal in het koor opgesteld wordt met een hijskraan. Christus eraan hangen is nog een ander paar mouwen. Met zijn zessen tillen we het 16de eeuwse levensgrote beeld uit de monumentale glazen kist met gouden randen. Het heeft iets ongelooflijk sterk van zo’n antiek kunstwerk, dat dan nog de Heiland voorstelt op Goede Vrijdag te kunnen in de armen nemen. Het beeld leggen we op de grond op een deken. Xavier vijst de armen van het beeld om ze gestrekt weer vast te haken, zodat Christus aan het kruis kan gehangen worden. Tijdens de dienst komen de misgangers naar voor om de knie van het Christusbeeld te kussen. Na de ceremonie heeft de kruisafneming plaats, een ingestudeerde act om het zware beeld weer van het kruis te laten zakken en terug in de kist te leggen, zonder dat er brokken vallen. Net dan laat de batterij van mijn fototoestel het afweten ..

Stille Zaterdag

Misschien wel stil in de kerktoren, maar druk op de grond. Markt in Los Arcos, veel pelgrims, in de achtergrond het gebrom van moto’s op het nieuwe snelheidscircuit net buiten de stad. De kerk is omgebouwd tot werkatelier. Alle beeldengroepen voor de Paasoptocht worden in gereedheid gebracht. De karren worden omzoomd met geborduurde doeken van de verschillende broederschappen (cofredia’s), die ze gaan trekken. De monumentale glazen kist van Christus wordt grondig gepoetst en tussen de bloemen gezet. ’s Avonds na de mis verzamelen alle broederschappen zich in de kloosterrondgang. Intussen staat er al een massa volk op het pleintje. De fundador heeft mij gespot tussen de toeschouwers en dwingt me met zijn stok naar wat een ideale plaats moet zijn voor foto’s.
Tegen tienen verschijnt de eerste groep. We krijgen een mooie, ingetogen, authentieke versie op schaal van Los Arcos van de befaamde Semana Santa optochten in Sevilla en andere Spaanse steden. Ook de fameuze hoge angstwekkende puntkappen zijn van de partij. Zij begeleiden het tafereel van de kruisdood. De glazen kist sluit de begrafenisstoet af. Enkele keren krijg ik van een gemaskerde drager een duw in de zij, terwijl ik wat foto’s probeer te nemen. De volgende dagen komen ze allen vragen of ik hen herkend had. Net als de paso het eindpunt bereikt heeft aan de kop van de hoofdstraat, plenst een stortvlaag over de stad. De dragers van de historische kist nemen de wijk naar een garage en moeten er een kwartier schuilen. Gerardo heeft dit nog nooit meegemaakt en hij kan zich de stoet nochtans herinneren van eind van de jaren ’20. Ook daar is Los Arcos solidair met voorbeeld Sevilla. Op tv zien we dat de stoeten omwille van de hevige regen in Andaloesië voor de eerste keer sinds 1933 niet uitgegaan zijn.

Paaszondag

Een hoogmis met een groot koor op het doksaal. Veel leden van het koor zijn ook lid van de ‘Amigos de Santiago’, vrienden van het ‘Casa de la Cultura’, beheerders van de sportclub van Los Arcos, gemeenteraadslid van de stad of minstens naaste familie van enkelen van hen en eigenaar van een zaakje, dat diensten levert aan de stad of aan de pelgrimsherberg. Terwijl ik naar het koor luister in de hoogdienst en merk dat ik de helft van de leden ervan al ken, besef ik dat in deze kleine, gesloten gemeenschap iedereen met allen verbonden is. Ook dat ik in één week meer mensen ken in Los Arcos dan in tien jaar in Schaarbeek.

Paasmaandag

Als afsluiter van de grote week, heeft Los Arcos nog een extraatje. Een lugubere ceremonie, waar je de Middeleeuwen in ruikt. Letterlijk ook: Judas wordt verbrand. Een strooien pop in oude kleren wordt opgehangen boven een rond platformpje aan een metalen draad. De verrader van Christus mag zich dan wel al verhangen hebben volgens de Bijbel, hier wordt hij publiekelijk opgestookt. Er staat een flinke wind en de ceremonie-meester van dienst krijgt maar met veel moeite de pop in de fik. Ik wil er geen foto van op mijn website en kies voor een fascinerende uitbeelding van de Judaskus in de kloosterrondgang. Niet dat het voor een ‘watje uit het Noorden’ aangewezen zou zijn om het macaber tafereel van de Judasverbranding in vraag te stellen. Los Arcos zelf organiseert ook nog altijd een eigen uitgave van de San Fermin stierenloop van Pamplona, een hoogtepunt in het stadje, heb ik al enkele keren gehoord. Wat griezel en geweld hoort nu eenmaal bij de Spaanse aard.

Santa Maria de Los Arcos

Ik mag dan al een tifoso van de Katholieke Kerk zijn, sinds mijn kindertijd en de toen verplichte dagelijkse mis in de Vasten, had ik niet meer zoveel uren op zo’n korte tijd in een kerk doorgebracht.
De redenen zijn talrijk, de kerk en de kloosterrondgang zijn indrukwekkend mooi en interessant, de verhaalde Semana Santa speelde zich grotendeels af binnen haar muren, op gewone dagen is er om acht uur ’s avonds een pelgrimsmis en Gerardo heeft de sleutel van de kerk en heeft me er twee keer rondgeleid. Santa Maria in haar huidige vorm is barok, het koor romaans, de muren bekleed met beschilderd zilver, de altaren verguld en getooid met beelden en sculpturen. Boven het hoofdaltaar troont in een nis een 12de eeuwse romaanse Zwarte Madonna. De kloosterrondgang is laatgotisch, intact, opgebouwd met verwijzingen naar Dantes Divina Commedia, heiligen en middeleeuwse symboliek allerhande. Geen klooster grenst eraan. Los Arcos bouwde de arcaden in de 16de eeuw omdat het geld te veel had.

Links van de deur die uitgeeft op de kloostergang, hangt mijn favoriete kunstwerk van Los Arcos, het Vlaamse 16de eeuwse retabel van de Visitatie, het bezoek van Maria aan haar nicht Elisabeth. Je gelooft nauwelijks dat zo’n prachtig kunstwerk gewoon tegen de muur hangt, zonder afsluiting of bescherming en dat het er na 500 jaar nog zo goed uit ziet.


Spaans-Vlaams retabel, begin 16de eeuw. Zo staat het werk vermeld op het grondplan van de kerk. De opbouw in verguld hout is gotisch met dakjes van pinnakels boven de beeldengroep en tussen de taferelen. Centraal staan Maria en Elisabeth, omringd door vijf schilderijen op doek in verguld kader. Links de Aankondiging en de Besnijdenis, rechts de Geboorte en Driekoningen. Bovenaan zit de Heilige Blasius, patroon van mijn dorpje Lendelede. Het geheel steunt op zes portretten op doek ingelijst in een rechthoekig kader. Het zijn aartsvaders en profeten, Zacharias, Jeremias, Jacob, Habakuk, David en Abraham. David zou geschilderd zijn naar het portret van Ferdinand, veroveraar van Granada en opdrachtgever van Columbus. Iedere keer als ik in de Santa Maria kom, kijk ik naar ‘ons’ meesterwerk.
Alle verhoudingen in acht genomen, bewijzen we met hospitalero-zijn in Los Arcos weer een Vlaamse dienst aan dit stadje!



Hier voor meer foto's van onze hospitalero-dienst. Mede-hospitalero's Sven en Jonathan komen in beeld, het stadje Los Arcos en enkele bekende Arqueño's. Extra foto's van alle evenementen en religieuse diensten in het kader van de Semana Santa, van Palmzondag tot Paasmaandag. Daarnaast pelgrims in hun pelgrimdoen in de herberg, foto's van Estella, Torres del Rio, Viana en Logroño en enkele etappes op de doorreis langs de Camino Francés van de Pyreneëen tot in Los Arcos.



En dit zijn de rechtstreekse links naar mijn eigen drie camino's:
vanuit Schaarbeek in 2004 over de Via Limovicensis, over de Ibañeta en de Camino Francés,
in 2010 langs de Via Podiensis, over de Somport, de Camino Aragonés en de Camino Francés.
Tenslotte over de Camino de la Plata vanuit Sevilla en de Camino Sanabrés in Galicië in 2011.