Roma 2005 

29 augustus - 15 september 2005

Over Alpen en Appenijnen naar Rome


Vind je weg op deze pagina!
Na de korte intro hieronder volgt het reisverhaal. Het zijn achttien dagtaferelen in 'road-movie' vorm, waarbij de protagonist triomfantelijk aankomt op zijn bestemming en wijzer terug naar huis keert (uit: WikipediA).
De legende van de foto's vind je door de cursor over de afbeelding te plaatsen.


Rome met de fiets, een klassieker! Iedere lange-afstandsfietser uit de Lage Landen, die erbij wil horen, moet de reis naar de Eeuwige Stad tussen zijn reistrofeeën kunnen hangen. Voor Nederlanders, die boekjes uitgeven met uitgestippelde routes naar Rome, is het de negen-landentocht. Vanuit België zijn er dat acht. Je moet wel hard nadenken hoe dat zit om zoveel grenzen te overschrijden tussen hier en Rome. De Ardennen, Luxemburg, Frankrijk met de Vogezen en de Elzas, het Noorden van Zwitserland met enkele incursies in Duitsland, verder langs het Bodenmeer en de Rijn, aan de overkant Oostenrijk even aandoen, dwars door Liechtenstein, dan via het Zwitserse kanton Graubünden over de Alpen naar Italië om tenslotte in Rome in Vaticaanstad te eindigen. Dat zijn dus die acht landen. Gelukkig bijna allemaal in Euro, behalve Zwitserland en Liechtenstein dan.

Geen fietsgenoot gevonden. Geen Davy van de vorige fietsreis (vakantiedagen op, geld ook - voor de website-lezer: Davy komt voor in de weektocht door het Centraal Massief), noch de geheimzinnige Vienna Costa (contacteerde me via het forum van de Vakantiefietser, om dan na maanden intensief plannen zonder spoor te verdwijnen) of Ludo van de reis van verleden jaar naar Compostella (zijn kapotgefietste knieën worden er niet beter op). Veel mensen vinden het wat zielig en gevaarlijk en ik moet een paar keer doorbijten om het plan niet op te geven. Dan leer ik veertien dagen vóór mijn vertrek nog Régis kennen, die ook net vakantie heeft en de verleiding om liever met hem ergens wat te gaan uitrichten speelt me ook danig parten. Gelukkig heb ik mijn Rome-plannen al wijd en zijd bekend gemaakt en verkocht. Terugkrabbelen is dus geen optie.





Maandag 29 augustus : Schaarbeek-Waver-Eghezée-Andenne-Ciney-Rochefort-Saint Hubert

Er hangt nog zomervakantiestemming in de lucht. In Brussel is het verkeer stukken minder druk, dan toen ik er verleden jaar midden september door laveerde bij mijn vertrek naar Compostella. Voor deze eerste dag volg ik precies dezelfde route als toen. Iets ambitieuser wel, tot Saint Hubert, want ik wil in vier etappes in het Zwitserse Basel geraken. Eghezée was de plaats waar ik verleden jaar met Ludo had afgesproken. Ik stuur hem een SMS-je dat ik in dezelfde taverne zit, waar we mekaar verleden jaar troffen, toen hij me voor 7 dagen ging vervoegen op mijn tocht naar Spanje. Eigenlijk is het niet waar, dat ene café is dicht op maandag en ik zit wat verderop een koffie te drinken, maar dat kan hij niet weten. Maandag is ook al sluitingsdag van de tea-room in Andenne. Daar werden we verleden jaar aangeklampt door mijn eerste Compostella-pelgrim.
Recht op Saint Hubert af dit jaar, langs grote wegen. Het is niet druk en in omweg via een onduidelijk landelijk wegje met risico op verkeerd rijden heb ik geen zin. Rochefort, de laatste toeristen bevolken de terrasjes. Nog 22 kilometer tot Saint Hubert. Ik kies de weg langs Grupont om de 17 pct klim van Fourneau Saint Michel te vermijden. Ludo reed er verleden jaar zijn knie op stuk. Maar die andere weg is even lastig, de laatste kilometers gaan vreselijk traag. Die duivelse Ardennen, zowat de zwaarste kilometers tot aan de Alpen of de Pyreneeën. In Saint Hubert heb ik een 'chambre chez l'habitant' geboekt. Het braveseniorenkoppel is erg onder de indruk van mijn reisfiets en de vrouw des huizes komt rabarbertaart en koffie brengen. Om me alvast wat in Italiaanse stemming te brengen, ga ik een pizza eten in het centrum van Saint Hubert. Een Hollandse familie probeert er tevergeefs alleen frieten te bestellen.



Dinsdag 30 augustus : Saint Hubert-Martelange-Luxemburg Stad-Basse Rentgen-Kédange

In Martelange krijg ik een SMSje dat de chaos, die de nieuwe baas op het werk veroorzaakt, blijft duren. Ik antwoord dat catastrofes allerhande per drie moeten gegroepeerd worden vóór ik ervan op de hoogte wil gebracht worden. Zo ben ik voor veertien dagen van nieuws uit die hoek af. Bij de naam Martelange moet ik altijd denken aan dat zwaar ongeval met een stuurloze tankwagen. Het blijkt al van augustus '67 geleden te zijn, 22 doden. Martelange specialiseert zich anders nog altijd in brandbare stoffen, met vijf tankstations aan de Luxemburgse kant van de straat. Het Groot-Hertogdom maal ik erdoor in snel tempo. De wegen zijn goed, in Luxemburg stad kan ik mijn route-boekje van Benjaminse beginnen volgen en dat levert enkele mooie kilometers op langs de Alzette.
Het contrast tussen het welvarende Luxemburg en het Franse Lotharingen is groot. Enige 'industrie' in Frankrijk zijn enkele grote kazernes, die ook stilaan hun beste tijd gehad hebben. Nu komen de Duitsers wel nooit meer terug om deze streek te recupereren, denk ik. In Kédange-sur-Canner kan ik bij aankomst nog net vóór sluitingsuur een voorraadje eten en drinken inslaan. Dit is het leeglopende en verlaten Frankrijk weer, waar je maar beter proviand op je kameel laadt, als je niet wil omkomen van honger en dorst onderweg. Tweede dag en ik ben al 300 kilometer ver, dat zit dus goed.


Woensdag 31 augustus : Kédange-Arriance-Mittersheim-Col du Donon-Schirmeck-St Blaise

Arraincourt, geen koffie. Grostenquin, nog geen koffie, ondanks het walmende kopje dat Benjaminse in het routeboekje boven de naam van het dorpje getekend heeft. Misschien moest ik overwegen een thermos te monteren op de fiets, die wordt toch stilaan een rijdende supermarkt met drankenautomaat. In Mittersheim is het al na drie uur, als ik een winkeltje kan plunderen om te lunchen. De bediende wil weten waar ik naartoe ga. Als ik zeg dat ik tot over de Col du Donon ga, kijkt ze heel verrast. Schirmeck is nog ver, zegt ze. Ik dacht te rijden tot Saint Blaise, nog verder. Terwijl ik pannenkoeken, yoghurt, chocolade en fruit achterover sla, tel ik de kilometers nog eens na. De 40 km die ik nog dacht te moeten doen, blijken er 77 te zijn, met de klim over de Vogezentop ook nog voor de boeg… Vanaf Mittersheim gaat de fietsroute langs een oud kanaal en door dichte bossen. De Col du Donon is al zichtbaar aan de horizon. Even versnellen en dan zonder aarzelen de klim aangevat. Het wordt laat. Op de hoogtemeter zie ik precies hoeveel ik nog moet klimmen. Al bij al valt de helling nog mee. De afdaling naar Schirmeck is heel koud, de laatste tien kilometers donker en net ook de enige kilometers langs een drukke nationale weg.
In St Blaise vind ik het hotelletje niet, dat ik op voorhand geboekt heb. Het blijkt helemaal bij het binnenkomen van het dorpje te staan, een donker gebouwtje op een helling, zonder enige verlichting aan de straatkant. De bazin verwelkomt me met 'u bent laat'. Het is kwart vóór negen. Ik heb er 190 km op zitten, 1950 meters klimwerk en ik krijg hier een uitbrander. De keuken is alvast dicht, gaat ze verder. Ik antwoord dat ik wat eten zal zoeken in mijn fietszakken. Als ik de fiets afgeladen heb en alles naar boven gesleurd, wordt ze wat vriendelijker, helpt mijn fiets in de wijnkelder te stallen en verdwijnt dan in de 'gesloten' keuken om me er nog een volledige maaltijd te bereiden. Al die sympathieke gastvrijheid mag ik de volgende morgen nog flink duur betalen ook.


Donderdag 1 september : St Blaise-Turckheim-Réguisheim-Basel

Eén september vandaag, altijd een beetje een speciale dag van verjaardagen en herinneringen. Al de eerste schooldagen, eerste werkdag in Marokko, bij KBC, Sabena, vertrekdag ook van mijn eerste fietreis 'nieuwe serie' twee jaar geleden naar Mont-Saint-Michel. Frankrijk opent zijn scholen morgen. Erg Frans klinken de plaatsnamen hier anders niet in de aangehechte Elzas. Dieffenbach, Scherwiller en een eindeloze serie stadjes en dorpjes met 'heim' in de naam. Geen oorlogsmonumenten op de dorpspleinen. De gesneuvelden zaten hier in beide oorlogen telkens in het verkeerde kamp. Wel opvallend veel straatnamen en pleinen met 'liberté', 'libération' en 'Charles De Gaulle' in de naam. Kwestie van de bevrijdden correct taalgebruik bij te brengen. Ik lees dat in Duitse tijd 85 pct van de inwoners Duitstalig was en dat de Franstaligen een tamelijk tolerant taalregime genoten. Na die Franse bevrijding werd er een ongenadige verfransingspolitiek gevoerd. Stille getuigen, die het overleefden zijn de plaatsnamen en de Duitse opschriften op religieuse monumenten van vóór de eerste wereldoorlog - heel veel kruisen 'Crux Spes Unica' (het Kruis, onze enige Hoop) uit 1913, de oorlog moet al in de lucht gehangen hebben. Als Vlaming uit Brussel kan je je perfect voorstellen wat de Franse cultuurpletwals betekent. Ik moet denken aan het Romeinse 'Vae Victis', wee de overwonnenen.
De Elzas lijkt er anders economisch wel beter voor te staan dan Lotharingen aan de andere kant van de Vogezen. Er is wat toerisme, Turckheim is zo'n sprookjesdorp met vakwerkhuisjes, waar toeristen rondlopen. Het is ook heel fijn rijden in deze streek, heel vlak, een lang apart fietspad over het tracé van een oude Romeinse heirbaan dwars door de wijngaarden en dan twee lange stukken door een woud en langs kanalen. Het laatste kanaal sluit aan op de Rijn, een indrukwekkend zicht. Aan de overkant de haven van Basel en de grens met Duitsland. Ik blijf even staan kijken naar dat fameuse drielandenpunt met de Rijn, net als een groepje Marokkanen naar het onbereikbare Zwitserland staat te staren. Ik rij Zwitserland binnen langs een onbemande grenspost. In het station wissel ik geld. Het duurt heel lang, ik sta in een rij gastarbeiders, die geld transfereren naar hun thuisland. Basel is een aantrekkelijke, drukke stad. Her en der staan er mooie gebouwen van heel moderne architectuur met vlakke glaswanden. Dat is wat anders dan die aartslelijke, uniforme groene torens met inox-randen aan het Noordstation. Ik overnacht in de jeugdherberg achter het station. Het grote onderwerp in de kranten 's morgens is het verbod op plastick stoelen en tafels op de café-terrassen vanaf volgend jaar.


Vrijdag 2 september : Basel-Rheinfelden-Zurzach-Kaiserstuhl-Andelingen-Frauenfeld

Zwitserland is overbewegwijzerd. Overal staan bordjes voor aparte fietspaden. Mijn route-boekje van Benjaminse stelt nog een aparte route voor, die geregeld afwijkt van de Rijnfietsroutes. Dat 'onbegrensd fietsen tussen Amsterdam en Rome' heeft een onhandig formaat, ik kan het boekje maar met moeite in het plasticken mapje op mijn stuurtas persen. De route gaat langs brave, Zwitserse poppekaststadjes en nette dorpjes. Het valt me op hoe kleinschalig en intensief alles hier nog is in Zwitserland. Misschien hebben ze de juiste keuze wel gemaakt door de pletwals van de E.U.-markt hier buiten te houden. Het contrast met de verlaten, uitgeputte Franse dorpjes is wel heel sterk. Daarmee heb ik dan weer een overdenk-onderwerp voor op de fiets. Het is feeëriek rijden hier, stukjes op de Rijnoever, dan weer door enkele wijngaarden of een lapje bos. Na de middag rij ik Duitsland even binnen in Kaiserstuhl, een stadje dat vroeger over beide oevers van de Rijn heerste, het dorpje aan de Zuidkant, het kasteel aan de andere oever. In Hohentengen hou ik weer een milkshake-halte. Sinds een onvergelijkbaar lekkere shake in Andenne ben ik bijna systematisch naar die drankjes blijven vragen, maar in Frankrijk niet gevonden. Twee Euro, ik bestel een tweede. De Duitse juffrouw wil weten waar ik naartoe fiets en of ik niet alle smaken wil uitproberen. Het is druk in dit Duits hoekje. Zwitsers komen er zich massaal bevoorraden. Terug in Zwitserland krijg ik de eerste regendreiging, maar gelukkig blijf ik net uit het regengebied. In Frauenfeld overnacht ik in Blumenstein, ik krijg 5 CHF korting als ik er in het restaurant ga eten, maar alles bij mekaar is het toch wel aardig duur in Zwitserland.


Zaterdag 3 september : Frauenfeld-Bischofszell-Arbon-Bodenmeer-Feldkirch-Vaduz

Voordeel van overnachten in pensionnetjes en hotels, is dat er 's morgens geen ontbijt bij mekaar moet gezocht worden en geen tent ingepakt. Je wint er makkelijk anderhalf uur mee. Als ik tegen de middagpause al de helft van de te rijden kilometers op de teller heb, kan de dag niet meer stuk. Op deze reis zijn er dat gemiddeld 139 per dag, dus 70 tegen de middagrust, als het even kan. Na die Vogezenvergissing tel ik nu 's morgens wel nog eens na hoeveel ik voor de boeg heb. Benjaminse laat de route soms langs 'tupische' dingen gaan, waarvan ik me afvraag of ze de extra kilometers wel waard zijn. Zo laat ik me ook vangen aan het veerbootje over de Sitter in Degenau. Aan een landelijk vleesbraai-restaurant, waar Zwitserse fiets-amateurs zich vol barbecue-worst aan het stoppen zijn, zet de baas fietsers over op een bootje. Maar, zoals hij zelf toegeeft, laat hij ruim de tijd om eerst wat te eten en drinken in zijn zaak. En dan nog 5 CHF om de 8 meter brede Sitter over te steken. Het zag er wel een stuk idyllischer uit op de foto in het route-boekje. Zandsculptuur in Rorschach aan de Zwitserse oever van het Bodenmeer.In Arbon kom ik langs het Bodenmeer. In Rorschach staan heel mooie zandsculpturen langs de fietsweg en rijden even mooie skaters rondjes op de weg lang het meer. De uiterste hoek van Zwitserland, Rheineck, waar de Rijn naar het Zuiden knikt, heeft samen met Sankt Margarethen alles van een uithoek.
Zelfde verloren indruk aan de overkant, in het Oostenrijkse Feldkirch, waar het straatbeeld plots weer heel sterk bepaald wordt door allochtonen. Twee Euro voor een milkshake hier in Oostenrijk. Langs binnenwegjes fiets ik de stad uit en kom na enkele kilometer plots in Liechtenstein. Ik merk het aan de blauw-rode vlaggen aan de huizen. In Liechtenstein ben ik nog nooit geweest. Al een tijdje geleden dat ik nog een 'nieuw landje' heb kunnen toevoegen aan mijn lijstje van bezochte landen. Ik zal maar niet te snel rijden, anders vlieg ik er zo door. Liechtenstein is maar 5 kilometer breed, geprangd tussen de Rijn aan de Westkant en de bergen aan de Oostkant. Ik sla een straatje in met enkele verlichte handelszaken. Het blijkt de 'Städtle' te zijn, de hoofdstraat van Vaduz, hoofdstad van Liechtenstein. Rechtover het Rathaus trek ik hotel 'Engel' in. Grützi, zeggen ze. Boven op de bergwand hangt het kasteel van Hans Adam II, eenzame heerser van het vorstendom. Ik eet een hapje in het hotel. Het korte verblijf in deze fortuinenschuilplaats, omgetoverd tot onafhankelijke staat, zal me een aardige duit kosten, maar daarvoor mag ik mijn fiets in de hotelgarage parkeren naast een ongelooflijk grote Mercedes, van een model dat ik nog nooit gezien heb.


Zondag 4 september : Vaduz-Chur-Thusis-Andeer-Splügen-Montespluga

Geen ontkomen aan, vandaag moet ik de Alpen over. Ik verlaat de Smurfenhoofdstad en ga weer verder langs de Rijn. Het is er vlot fietsen. Houten overdekte brug over de Rijn tussen Liechtenstein en ZwitserlandIedere brug verbindt Liechtenstein met Zwitserland. Tussen de twee landen zijn geen grensposten en is het verkeer vrij. De Rijnbedding, de oevers en het fietspad tonen nog duidelijk sporen van wat zich hier drie weken geleden afgespeeld heeft. Overstromingen, noodweer, ontwortelde bomen, de Rijn die uit zijn oevers trad. De velden en het fietspad zijn vrijgemaakt, maar nog bedekt met slibstof. Boomstronken liggen overal dwars op de loop van de Rijn, die hier wel breed is, maar ondiep als een kayakriviertje in de Ardennen. Alle bergpassen waren een week gesloten midden augustus, dus qua timing heb ik wel even geluk.
Het Zwitserse Graubünden is dun bevolkt en duidelijk nog minder hip dan de rest van Zwitserland. Chur sla ik over, na Domat am Ems is er plots een heel sterke klim van één kilometer op een wegje dat Poolse vluchtelingen onder de oorlog aangelegd hebben. Toch ben ik snel in Thusis en ga daar wat gebakjes eten (het is immers zondagnamiddag) vóór ik de Alpenklim aanvang. Het is wel erg eenzaam om in Thusis de oude Via Mala naar Italië in te slaan. De immer attente Zwitsers hebben er een bordje geplaatst : 'over de volgende 43 kilometer zal u 1500 meter stijgen.' Mercikes. Het zal 4 uur fietsen worden. Tientallen snelle moto's halen me in onderweg, bijna allen Italianen. Auto's rijden op de snelweg, die tot Splügen heel grillig over, naast en onder mijn gewone weg verdwijnt. In Splügen moet het echte werk beginnen en ik trakteer me nog vlug op nog een milk-shake. Ik wil met een stuk van 5 CHF betalen, maar hij blijkt 8.5 CHF te zijn. Splügen wint tot nu toe in mijn vergelijkende milk-shakeronde. Bochtenwerk langs de oude Via Mala naar de Splügenpas in de Alpen tussen Zwitserland en ItaliëDe weg slingert nu in haarspeldbochten de pas op. Auto's, vooral Italiaanse, toeteren me hun sympathie toe, maar ik kan niet wuiven, want moet me met beide handen naar boven trekken. Na de Zwitserse grenspost is het nog een kilometer klimmen. Ik kan over de pas al mistwolken vanuit Italië Zwitserland zien binnenschuiven.
De Italiaanse grens staat pal op het hoogste punt : 2113 m. Er is net nog licht genoeg voor een paar foto's. De historische plaats ziet er wat bedreigend kaal uit, geen begroeiing, geen huizen, alleen de grenspost en een Maria-beeld in een grotje. De Italianen wuiven me vriendelijk door en ik laat me in de ijskoude wind naar beneden bollen tot aan het Italiaanse bergdorpje Montespluga. Ik heb er van thuis 1009 km opzitten. Tot Rome zullen er nog 1011 km bijkomen, ook toevallig. Maar hier denk ik nog optimistisch dat ik al ruim over de helft zit.
In Montespluga heb ik gereserveerd in de enige albergo, de 'Vittoria'. Een meevaller, een ca' de montagna, een berghuis uit 1847, met houten trappen en kamers met antieke meubelen. Het is zeer gezellig in het café-restaurant beneden en ik krijg al maar direct wild voorgeschoteld. Het smaakt allemaal opperbest na de Alpenklim. In het café spreken ze een dialect, dat erg aan Portugees doet denken.


Maandag 5 september : Montespluga-Chiavenna-Varenna-Bellagio-Lecco-Treviglio

Na het stuwmeer van Montespluga, is de afdaling naar Chiavenna adembenemend snel en korter en veel scherper dan de klim aan de Zwitserse kant. Scherpe afdaling aan Italiaanse kant van de Alpen van de Splügenpas naar ChiavennaIk krijg pijn in mijn vingers van het remmen. Om de paar honderd meter gaat het door een galleria, een beschermtunnel tegen sneeuw en neervallende rotsen. In sommige van die tunnels is het aardedonker, het wegdek is slecht, je ziet geen knijt en je fietst zonder je wielen te zien recht vooruit naar de uitgang. Het bochtenwerk is spectaculair en ik stop nu en dan eens om ervan te genieten. Met de auto is dat niet mogelijk. Chiavenna is de eerste Italiaanse stad. Het is er rommelig en gezellig en helemaal anders dan aan de andere kant van de Alpen. Ik heb duidelijk een grens tussen twee soorten kijks-op-het-leven overschreden. Vanaf Chiavenna is het zo goed als vlak. In Colico rust ik even uit op een terrasje met zicht over het Como-meer. Toerisme met klasse hier. Benjaminse raadt aan om het meer over te steken in Varenna. Ik plan eerst van gewoon op de Oostelijke oever te blijven doorrijden, maar kan net de veerboot naar Bellagio halen. Daar zijn chique villa's en mooie zichten over het meer. Het is warm. Fietsen langs de mooie, spectaculaire Adda-rivierDe route loopt verder langs de Adda, een grote rivier, waarvan ik nog nooit gehoord heb. Er zou een fietsbaar pad langs de rivier lopen, maar om de paar kilometer moet ik de vallei uit voor een obstakel, een fabriek, een afsluiting of versperringen van de overstromingen van verleden maand. Langs de Adda staan enkele heel mooie waterkrachtcentrales van vóór de eerste wereldoorlog, indrukwekkende industriële complexen. In Paderno is dan weer een metalen brug in twee verdiepingen voor trein en auto over de Adda gespannen. Als ik aankom in Treviglio is het al bijna donker. Ik zoek een hotel dichtbij het station, maar het duurt een tijdje voor ik doorheb dat Treviglio twee stations heeft, Ovest en Centrale. Aan Centrale vind ik tenslotte net één zakenhotelletje en dat heeft een kamer vrij. Zo dat is ook weer gelukt. In het goederenstation van Treviglio kan ik eten, het is omgebouwd tot restaurant. Er staat een stoomlocomotief tussen de tafeltjes.


Dinsdag 6 september : Treviglio-Crema-Pizzighettone-Cremona-Sabbioneta-Guastalla

De weg is zo vlak als een spiegel. Dit is de Po-vlakte op zijn best. Intensieve landbouw, veel kleine dorpjes en stadjes. Fietsen in de Po-vlakte, landbouw, kleine dorpjes en vlak als de Polders, het heeft iets van Vlaanderen.Geen toerisme, hoewel er hier en daar wel een plaatsje op de route ligt met een best aardig pleintje, een burcht, een kerk, een omwalling. Er staan heel grote boerderij-complexen langs de weg, soms in de vorm van oosterse paleizen of middeleeuwse kastelen. Alle landarbeiders woonden er samen onder de controle van de baas van het boerenbedrijf. Nu staan de meeste verlaten en zijn die mankrachten vervangen door heel grote tractoren. Ik rij snel door Crema en Cremona, hou even halt op de centrale piazza's en trek alweer verder. Ik heb al twee keer tevergeefs een milk-shake proberen te bestellen op een tussenhalte. 'Milkshake', 'millek shekkč', 'latte con gelato', nee, geen idee wat dat is. In een gelateria in Cremona ook niet, terwijl er eentje doodleuk een shake zit te drinken op het terras. Hoezo? Wat is dat dan? Como chiama? Dat is een 'frappč', barbaar! Lieve deugd. Tweede dag in Italië, het geheim ontrafeld. De frappčs zullen mekaar nu in snel tempo opvolgen. Ze zijn onvergelijkbaar goed met wat er aan de andere kant van de Alpen van 'gebakken' wordt. Als ik in Sabbionetta aankom is er nog voldoende reserve in mijn fietstank om nog door te rijden. Sabbionetta is een intacte versterkte stad uit de 16de eeuw. Twintig kilometer verder bereik ik de Po. De stadjes erlangs koesteren nog hun herinneringen aan woelige tijden, torens, versterkingen, burchten. De eerste stad over de lange Po-brug is Guastalla. Er is een jeugdherberg, maar ik heb zin in wat meer comfort. Guastalla heeft gelukkig één hotelletje, zo'n familie-bedrijfje, waar de man aan de receptie staat en de vrouw in de keuken van het restaurant. Geen menu, gewoon kiezen uit twee, drie dingen die ze vanavond klaar maken voor de gasten. Lek-ker !


Woensdag 7 september : Guastalla-Modena-Vignola-Zocca-Castel d'Aiano-Montese

Naast Guastalla ligt Gualtieri. Hier speelden zich na de oorlog taferelen af, die de inspiratie opleverden voor de 'Don Camillo' films met Fernandel en de communistische burgemeester Peppone. In veel stadjes en dorpjes in deze streek is er nog altijd iets merkbaar van die na-oorlogse bloei van het communisme in Italië. Je rijdt er door een 'via Lenin' of 'della Lotta Anti-Fascista', je vindt er nog een locaal van de vriendenkring van de communistische partij. Heel gek, maar op zijn Italiaans ingevuld. Ik rijd door Modena, een grote industriële stad. Ferrari's en Lamborghini's worden hier gemaakt, ook door zuivere communisten waarschijnlijk. Na Modena bots ik op een verrassing : een fietspad in eigen bedding, de oude spoorlijn tussen Modena en Vignola. Met veel enthoesiasme aangelegd en heel veel bordjes aangeduid, maar afgeschermd van de gewone wegen met afsluitingen tegen auto's, waar ik met mijn brede fiets ook niet door kan. Ik moet dus iedere keer in de gracht rijden om die versperringen te ontwijken of eronderdoor proberen te glijden.
Verslaafd als ik intussen ben, zit ik in Vignola alweer aan de frappč. Gedaan met lachen trouwens. Hier eindigt de Po-vallei en begint de klim over de Appenijnen. Mooie landschappen in die Appenijnen. Frisse, groene heuvels, beplant eerder dan bebost, ze lijken wel aangelegd. Er is wel stevig trapwerk nodig om al die beklimmingen te doen, eigenlijk is dit onvoorspelbaar afwisselend heuvellandschap lastiger dan een rechttoe-rechtaan klim in de bergen. In Castel d'Aiano ben ik het beu, maar wil er nog net enkele kilometer bij doen en dan rij ik verkeerd. Ik sta plots in Montese, vier kilometer in de verkeerde richting. Maar het is naar eigen opschriften bij het binnenrijden een toeristendorpje en ik stop bij het eerste hotelletje. De ontvangst is zeer sympathiek, met veel 'oh' en 'ah' over mijn fiets en mijn reeds afgelegde route. Na uitpakken en douche wil ik in het dorpje op zoek gaan naar een plaatsje om te eten en sta na een kwartier terug in het hotel. Er is niets anders dan die ene plaats, waar ik overnacht. Het restaurant wordt gerund door dezelfde dametjes, die in het café daarstraks voor de receptie instonden. Voor de 'primo' en de 'secundo' mag ik weer kiezen tussen twee schotels. Bij het dessert zijn er drie keuzes en ik laat er twee van aanrukken. Iedere keer als ze voorbijkomen moet ik toch horen dat een ciclista heel veel moet eten. Aan een ander tafeltje zit een groepje Italianen samen voor een muziek-evenement. De man aan het hoofd van de tafel lijkt muziekles te geven. Hij laat een vreemde mix van muziekstukjes horen, met veel onbegrijpelijke commentaar, terwijl het heel verscheiden gezelschap uitgebreid eet en drinkt, eerder dan luistert. Ik kom er maar niet achter wat de bedoeling kan zijn. De volgende morgen bedenk ik met een schok dat ik noch naar de prijs van de kamer, noch naar die van de maaltijd gevraagd heb. Het blijkt 18 en 17 Euro te zijn. Hoe sympatico allemaal :-)


Donderdag 8 september : Montese-Porretta-Pistoia-Vinci-Empoli-Montespertoli

Enkele kilometer na Montese springt er zomaar pardoes een hert uit de berm, vlak vóór mijn fiets. Het veert op zijn twee achterpoten, de voorpoten wat in de lucht, precies in de stijl van die bordjes van 'uitkijken voor overspringende herten', die je zo vaak ziet in bosgebieden, terwijl er nooit ook maar één hert opdaagt. Hier staan géén bordjes met losgeslagen herten, maar met koeien op. De beesten houden hier duidelijk de gek met de andere weggebruikers. Het route-boekje vermeldt nadrukkelijk van niet de weg te nemen met de tunnels over Spedaletto, maar hoe goed ik ook uit de doppen kijk, ik blijk er dan toch op terecht gekomen te zijn. Al bij al valt het nog mee, heel rechte, donkere tunnels, maar je ziet wel weer niet waar je op rijdt, het is spannend.
En dan: Toscanië. De geroemde streek, waarvan je verondersteld wordt op slag lyrisch te worden. Wat een tegenvaller, die eerste kennismaking. Ik krijg mijn eerste regen te verwerken, de wegen zijn slecht en Pistoia is een vuile, grijze, onaantrekkelijke stad. 'Van Pistoia is het woord pistool afgeleid', staat er in de gids, 'het enige waar de inwoners zich bleven in onderscheiden'. Het volgende stadje, na heel wat klimwerk, is Vinci, geboortestad van Leonardo da. Er is een museumpje gewijd aan het genie en een gelateria, die zijn naam draagt. Toeristen, die in bussen aangevoerd worden proberen haastig de twee te doen, ik kan me permitteren alleen voor het laatste te kiezen. Het blijft miezeren, niet echt voldoende voor de regencape. Ik ben nu op minder dan 30 km van Florentië, zoals onze Franstalige professor Lemaire het in zijn super-Nederlands heette. Die Brunelleschi en zijn koepel ga ik later wel eens bezoeken. Van Empoli kan ik me niets herinneren en in Montespertoli, hoofdstad van de Chianti, hou ik het voor bekeken. Een kwartiertje later begint het hard te regenen.


Vrijdag 9 september : Montespertoli-Siena-Crete-Sinalunga

's Morgens hangen er zware wolken in de lucht, na een half uurtje fietsen valt de regen met bakken uit de lucht. Tussen mijn armen vult de regencape zich in enkele minuten helemaal met water en ik begin aan alle kanten nat te worden. Maar dan wordt rond Lucardo de stortvlaag nog driester en zit er niets anders op dan te gaan schuilen. Ik vind alleen een garage, waar ik net naast een vrachtwagen binnen kan schuiven. De garagist maakt een hoekje vrij waar ik kan staan uitleken. Hij doet teken dat het wel een tijdje zou kunnen duren. Tegen de middag ben ik nog maar 15 km opgeschoten. Tavarnelle, Castellina, Quercegrossa, het gaat heel traag tussen de buien in. De weg klimt en daalt ook constant. Een opluchting als ik eindelijk Siena binnenrijd. De wereldberoemde stad valt ook wat tegen, dit is mijn dagje niet. Alle straten lopen afgeladen vol met toeristen in lelijke doorschijnende plastick capes of met paraplu's. Telkens als ik over de grens rijd waarbinnen toeristen rondlopen, voel ik de kwaliteit van de fietsreis gevoelig dalen. De twee gaan niet samen. Ofwel loop je mee in de pas en de drukte van de bezoeker met gids in de ene en fototoestel in de andere hand ofwel blijf je uit de toeristische zones. Ik rijd over de Piazza del Campo, waarop de fameuse Palio (paardenren) wordt gehouden. Gek, het plein is helemaal niet plat, maar heeft eerder de vorm van een velodroom. Rode was in SienaNu, intussen is al duidelijk dat ik niet veel stadsbezoeken zal doen en ik haast me dan maar Siena uit met de intentie van het ooit eens buiten het seizoen met een gids in de ene hand en een fototoestel in de andere hand te komen 'doen'.
Enkele kilometer over Siena beland ik in een vreemde streek, de 'Crete'. Het heeft intussen opgehouden met regenen, de zon schijnt, maar er hangen nog heel spectaculaire wolken. Perfect voor de Crete. In dit Toscanië van wijngaarden en landbouw, zorgen de Crete voor een onverwachte uitzondering: de grond is er zo arm, dat er weinig of niets groeit en dat zorgt voor een onwaarschijnlijk leeg, fascinerend maanlandschap. Hier en daar staat een eenzame boom op een blote heuvelrug. Met de zware bewolking van vandaag is het spektakelgehalte zeer hoog. Heel mooi allemaal. Wel geregeld zwaar klimmen. Dit is het makkelijkste dagje niet. Als ik mijn fiere prestatie-tabel aanmaak na de reis, blijkt trouwens dat deze fietsdag de tweede zwaarste van de ganse reis is en dan heb ik nog geen correctie-factor ingebouwd om de hinder van de vervelende regen weer te geven. Tegen Sinalunga is mijn brandstof wel volledig opgebruikt. Blijkt dan nog dat dit vervelend stadje weer helemaal bovenop een heuvel ligt - een Italiaanse specialiteit, lijkt wel - en dat het al wat donker begint te worden. Helemaal boven hoor ik dat het enige hotelletje in de streek dan weer beneden ligt, enkele kilometer buiten de stad. Het hotel is een hoogst ongezellig motel, stijlloos ŕ la marocaine, met veel marmer en een leeg restaurant. Maar ik ben al blij dat ik deze dag van contrasten kan afsluiten. Morgen Assisië.


Zaterdag 10 september : Sinalunga-Trasimeense meer-Torgiano-Santa Maria-Assisië

Het wordt makkelijker vandaag. Mooi weer, vlakker en vroeg aan de fietsdag begonnen. Dat laatste is eigenlijk de enige kunst aan het fietsreizen, vroeg genoeg beginnen 's morgens en dan gaat de rest vanzelf. Aan het Trasimeense meer rij ik door Tuoro, waar Hannibal de Romeinen versloeg in 217 vC. Het was de aanzet van de Punische oorlogen tussen Rome en Carthago, die zouden duren tot Scipio Africanus definitief Hannibal versloeg 15 jaar later. Tuoro is ook het eerste stadje in Umbrië en was vroeger de grenspost tussen de Pauselijke Staten en Toscanië. In Torgiano zie ik Assisië al liggen op de andere rand van de wijde vallei. Ik neem een binnenwegje naar Santa Maria degli Angeli en ga eerst checken of ik kan overnachten in de jeugdherberg. Valt tegen, er komen 30.000 mensen opdagen dit week-end voor een groot 'pace'-week-end, opgeroepen door de Italiaanse Olijfboomformatie, de Communisten. Gelukkig vind ik een plaats in het hotel 'Moderno' aan het station. Hier heb ik al enkele keren verbleven. Zoals steeds klaagt de baas over de slapte van het toeristische seizoen. Sint-Franciscuskerken en klooster op de Paradijsheuvel van AssisiëNet als twee jaar geleden zeg ik hem dat de populariteit van die verschrikkelijke Padre Pio de zaak van Franciscus en Assisië ook geen deugd doet. Hij reageert weer verbolgen: 'Padre Pio, wat een impostore ! En dan nog een Franciscaan, nota bene !' Enfin, we besluiten nog maar eens dat wij ons niet van de wijs laten brengen door zo'n valse, makkelijke heilige en natuurlijk trouw blijven aan de strenge Sint Franciscus.
's Avonds ga ik naar de mis in de Porziuncola-basiliek in Santa Maria degli Angeli. Er is veel volk komen opdagen voor de ordonnantie van 4 nieuwe Franciscanen, drie Italianen en een Portugees. Het is een groot media-evenement, er zijn schermen geplaatst in de enorme basiliek en de vier nieuwe geestelijken komen om beurt een speechje afsteken. Helemaal op het einde daagt de algemene overste van de Franciscanen op om zijn nieuwe ordebroeders welkom te heten en dan volgt nog een luidruchtige receptie voor iedereen, die wil deelnemen.


Zondag 11 september : Assisië-Bevagna-Montefalco-Acquasparta-Amelia

Ik rijd 's morgensvroeg nog eens de stad in tot aan de dubbelbasiliek. In het portaal is het schild van de nieuwe Paus al aangebracht: een schelp van Sint-Jacob, denk ik, een zwart hoofd en een beer. Het zal druk worden vandaag in Assisië met de vredesmars. Maar, op naar Rome nu en voor de eerste keer niet met de trein, zoals bij al mijn vorige bezoeken. In de vallei van Spoleto liggen twee heuveltoppen met erop respectievelijk Bevagna en Montefalco. De fameuse Romeinse Via Flaminia liep er 2000 jaar geleden al doorheen. Ik vraag me wel af waarom die Romeinen hun weg niet gewoon rond de heuvel lieten lopen in plaats van rechtdoor over het hoogste puntje. Ze reden natuurlijk wel niet met zwaarbeladen reisfietsen. In Montefalco word ik belaagd door een groepje Amerikaanse toeristen. Ze willen sympathiek doen, een foto nemen en me een glas wijn aanbieden. Ik heb niet veel zin in toeristen, nog minder in Amerikanen en vertel hun dan maar direct dat er in Assisië een grote anti-oorlogsmanifestatie plaats heeft en dat ze er nog kunnen aan deelnemen, als ze zich haasten. Daarmee ben ik er vanaf.
Na Montefalco is de weg heel eenzaam en leeg. Het is zondag en de mot zit er wat in. De streek is ruw, geen landbouw, geen bedrijvigheid, alleen bossen en nijdige heuveltjes. Een route-boekje raadt aan te overnachten te Amelia in pension Anita op de Via Roma. De baas weet zo dat ik Nederlandstalig ben en uit de Lage Landen op weg naar Rome. Ieder seizoen krijgt hij er enkele op bezoek, allen op één etappe van hun einddoel. Hij laat de fietsen stallen in een klein kerkje naast het hotel, waarvan hij de sleutel heeft.


Maandag 12 september : Amelia-Ronciglione-Sutri-Meer van Bracciano-Boccea-Rome

's Morgens vindt de hotelier de sleutel niet meer van het kerkje. Twee Nederlandse senioren moeten ook op hun rijwiel wachten en zijn daar duidelijk niet mee opgezet. Het zijn de eerste fietstoeristen, die ik ontmoet, geladen met bagage voor een tochtje van één of twee dagen.
Ik zal Rome benaderen langs de Westkant en zo de drukke voorsteden en autowegen vermijden. In 390 vC zijn de Galliërs ook van die kant binnengevallen, weet ik nog en kwam er bijna een einde aan het Romeinse succesverhaal. De route brengt me langs mooie, oude stadjes, die een heuveltje bezetten in het landschap van boomgaarden en druivenranken. De steden zien er wel erg afgebladderd uit, geen of weinig restauratie, geen toerisme, maar dit maakt deze streek juist zo speciaal. Er hangt een sfeer van de jaren '60 in de cafeetjes en op de pleintjes. Het is ook veel heuvelachtiger dan mijn voorstudie liet uitschijnen en net als verleden jaar naar Compostella, zal mijn laatste etappe nog stevig klimwerk vergen. September toont zich anders weer aan zijn beste kant. Het weer is prachtig, een 25 graden. In Toscanië heb ik al massa's druiven en vijgen geroofd langs de weg. Hier rij ik langs kilometers velden met hazelnotenstruiken. De nootjes worden net geoogst. De boeren rijden ervoor met grote stofzuigers langs de struiken. Langs de weg en opritten liggen er duizenden zomaar voor het rapen. Ik schiet niet meer op door de vele stops en het nootjeskraken al rijden. Vanaf Ronciglione valt mijn oog dan op de braambessen. Rijp en zwart en lekker, maar je vingers worden en erg vuil van. Een echte versfruitreis is dit aan het worden.
Na het Meer van Bracciano, met wat verouderd, lokaal toerisme, ben ik nu op minder dan 25 km van Rome en de weg is nog altijd landelijk en smal. Het blijft zo, er komt wel wat meer verkeer en heel vervelend zijn de putten, oneffenheden en het afval aan de kant van de weg. Het is het meest chaotische stuk van de ganse reis. Nog dichter tegen Rome wordt er in meervaksstijl op de tweevaksweg gereden en is het slalommen als op een ski-piste. Er is nochtans nog altijd geen sfeer van wereldstad af te lezen op de wegen en gebouwen.
Plots bevind ik me op de Via Baldo degli Ubaldi en rij al voorbij de eerste ingang van de metro van Rome, zonder dat ik gemerkt heb dat ik de Eeuwige Stad echt binnenreed. De wegen en gebouwen worden nu vlug beter en ik versnel een beetje de tred, want ik wil nog ergens in een hotelletje inchecken en me wat verfrissen vóór ik op het Sint-Pietersplein de 'I did it'-foto's ga nemen. Luc op de fietsbeurs in Retie had me verwittigd dat het wat kan ontgoochelen, als je na zo'n lange tocht in Rome aankomt en niemand 'aan de meet' staat om je te verwelkomen. Poseren voor de 'I did it' aankomstfoto op het Sint-Pietersplein, 15 dagen fietsen over 2020 kilometer van Schaarbeek tot RomeIk heb niet echt dat gevoel, dit was de pelgrimstocht naar Compostella niet, eerder eens naar mijn Rome met de fiets, om niet altijd het vliegtuig te moeten nemen. Ik kom trouwens nu precies voor de tiende keer in Rome, een beetje van 'hier ben ik weer'. Toch niet overnachten op de hoofdzetel van het Leger des Heils deze keer, want dat is helemaal aan de andere kant van Rome. Ik stap dan maar af bij het eerste, beste hotelletje, neem snel een douche en spurt naar het Sint-Pietersplein voor de foto's. Tweeduizendentwintig kilometer. Mooi getal. 's Avonds ga ik op de Via Silla een hapje eten en maak al direct kennis met de prijzen in Rome. Het zal weer wennen worden.


Dinsdag 13 september : Rome(Foro Italico-Via Appia)-Ciampino-Castel Gandolfo-Rome

Voor de eerste keer kan ik Rome bezoeken met de fiets. Dat is hier origineel - er rijden alleen voertuigen en Vespa-achtige scooters - en het laat toe om de uithoeken wat te gaan verkennen. Eerst verzeker ik me van een plaatsje voor de Pauselijke audiëntie op woensdag en dan rijd ik langs de Tiber tot het Foro Italico in het Noorden van Rome. Ik passeer langs de Ara Pacis, een 2000-jaar oud momument van Keizer Augustus, waar nu een nieuw schuilhuisje rond gebouwd wordt. Het Foro Italico heette bij zijn oprichting in 1932 Foro Mussolini. De dictator liet er een enorm sportcomplex optrekken met een majesteuse toegang en eerbetuigingen aan het nieuwe, fascistische en imperialistische Italië. De obelisk met zijn naam op staat nog altijd fier aan de ingang langs de Tiber. Achter de obelisk ligt een veld met verheerlijking in mozaďek van het regime van Mussolini. De verovering van Ethiopië, de uitroeping van het Italiaanse Imperium, mozaďeken met troepen, die de fascistische groet brengen, Addis Abeba veroveren, Mussolini bejubelen, het ligt er nog allemaal intact bij. Er zijn veel thema's uit klassieke Romeinse mozaďeken overgenomen, maar het blijft een verrassing van te zien hoe dit de na-oorlogse periode overleefd heeft. Rond het atletiekstadium, het Stadio dei Marmi, zijn 60 grote beelden van atleten opgetrokken. Iedere Italiaanse provincie schonk een beeld. Het zijn grote, naakte sportbeoefenaars in meer dan realistische atletische verhoudingen. Enkele provincies hebben hun atleet een vijgenblaadje meegegeven, maar de meesten staan in al hun mannelijkheid stoer voor zich uit te kijken. Het is even met de ogen knipperen bij zo'n uitdagende body-cultuur in een mix van fascistische geschiedenis.
Via Appia ten Zuiden van het Mausoleum van Caecilia Metella. Tweeduizend jaar oude, uitgesleten verharding in uitstekende staat.Van het Foro Italico steek ik dwars door Rome met een boog langs het plein met de Trevi-fontein naar de Porta San Sebastiano, het beginpunt van de bekende Via Appia. Ik heb het eerste stukje van de Moeder aller Romeinse Heirbanen al twee keer te voet gedaan. Met de fiets kan ik zien hoe ver de weg nog kan aangedaan worden. Ik passeer langs de Catacomben, net als de vorige keren gesloten, de hippodroom van Maxentius en vanaf de graftombe van Caecilia Metella rij ik op authentieke stukken van de Via Appia. De plaveien zijn uitgesleten en je ziet de antieke karrensporen. De Romeinen begroeven hun doden buiten de stad langs de invalswegen. De grafmonumenten zijn indrukwekkend, enorme, massieve klompen bakstenen staan nog over kilometers recht langs de Via, ontdaan van hun marmerbekleding en beelden. Ik bedenk dat Petrus en Paulus, te voet op weg naar Rome, ook langs deze zelfde weg reisden en diezelfde immense en rijke constructies zagen vóór ze in de miljoenenstad aankwamen, die op dat moment zo machtig en zelfzeker was, dat er zelfs geen verdedigingsmuren rond gebouwd waren. En dan daar maar het christendom gaan verkondigen, good luck !
Enkele grafmonumenten worden hersteld met die typische cassettes met beeldhouwwerken van voor zich uitstarende afbeeldingen van de overledenen. Ik ben zo goed als alleen op de historische weg, auto's mogen er niet rijden, voetgangers wagen zich niet zo ver. Tegen Ciampino verdwijnt het tracé van de Via Appia in de velden. Vóór mij liggen nu de heuvels rond het Meer van Albano, waaraan Castel Gandolfo ligt. Flinke klim naar het zomerverblijf van de Paus en het wordt inderdaad meteen een stuk frisser. Castel Gandolfo is maar één straatje groot met het Pauselijk paleis aan de ene kant en een stadspoort aan de andere kant. Er staan twee Zwitserse wachten aan de toegangspoort, de Paus is in Castel Gandolfo, nog voor enkele weken. In Rome zijn ze de Vaticaanse appartementen aan het herinrichten, lees ik in de krant. In enkele minuten heb ik hier eigenlijk alles gezien. Heilige Stad of niet, Rome hangt vol met merkklerenreclame met wel een héél homo-erotisch tintjeIk verlaat Castel Gandolfo, dat op de plaats blijkt te liggen van Romes moederstad Alba Longa, langs de Via Appia Nuova. Na enkele kilometer zit ik op een autostrade, die haar naam niet noemt. Bergaf en mee met het racende verkeer ben ik in een wip terug in Rome. Ik merk nu overal in Rome een bijzondere affiche van merkkledij op. Twee mannen in houdgreep, waarbij de ene de andere stevig in het kruis grijpt. Niet erg fijnzinnig, maar duidelijk en wat directer dan de andere soft-porno blote lijven hier overvloedig in de reclame aanwezig. Maar die homo-fun is er voor veel Romeinen teveel aan, de meeste affiches zijn afgescheurd op de bewuste plek of van graffiti en verwijten voorzien. 'Porci', varkens, en van die dingen.


Woensdag 14 september : Rome(St Pietersplein)-Lido di Ostia-Rome

Stralend weer voor de audiëntie op het Sint-Pietersplein. Tegen negen uur ga ik een strategisch plaatsje innemen in de vakken voorbehouden voor de houders van een formele uitnodiging. Het volk begint toe te stromen in de klassieke tenues voor dit soort manifestaties. Groepen willen herkend worden en dragen folklore-pakjes, identieke kleurige petjes, vlaggen en bordjes. Daar zijn de Polen weer - iemand moest hun toch eens vertellen dat er een andere Paus op de troon zit - de Italiaanse parochies op stap, kloosterzusters in gewaden van onverwachte kleuren, Beierse vlaggen, groepjes Zuid-Amerikanen, Aziaten en Afrikanen. Ik zit naast de reisleider van een groepje Franse toeristen. De man is aan de telefoon in het Frans de volgende stop in Venetië aan het voorbereiden. Als de horeca-uitbaters daar niet onmiddellijk begrijpen wat hij verlangt, schreeuwt hij gewoon wat harder. Iets voor tienen klinkt het plots overal van 'Ecco, ecco', daar is hij. Iedereen staat recht en zet zijn foto-toestel op scherp. Uiterst links komt een terreinwagen het plein opgereden. Daar is de Paus.

Zijne Heiligheid laat zich in een open, witte Fiat terreinwagen rondrijden vooraan op het plein. Zijne Heiligheid Benedictus XVI Pontifex Maximus tijdens de rondrit op het Sint-Pietersplein, voorafgaand aan de AudiëntieIk sta op de eerste rij en weet niet goed hoe ik terzelfdertijd een foto moet nemen en naar hem zwaaien en opkijken. Benedictus de Zestiende laat flink gas geven, want het moet vooruit gaan. Het konvooi rijdt de trappen op naar het voorplein van de Basiliek. Ik schrik even als ik de Paus fluks uit de auto zie stappen. Je verwacht eerder dat hij met de nodige voorzichtigheid uit de auto zou gehesen worden. Deze nieuwe Paus is blijkbaar kwiek en kerngezond, het wordt even wennen. Hij neemt plaats op de troon en zonder veel dralen begint de audiëntie. De Paus zegt dat de Ark een plaats verdient in ons huis. Hij doet dat achtereenvolgens in het Engels, Frans, Duits en Spaans. Hij doceert met krachtige stem en onderstreept zijn woorden met gebaren. Je kan hem goed onderscheiden vooraan in het wit op zijn gouden troon, maar er staan ook nog enkele schermen op het plein om te volgen. In het Pools komt een assistent de tekst over de Arckzcj nog eens overdoen en tenslotte komt die Ark des Verbonds nog eens aan bod in het Italiaans. Wel, nu hebben we het wel begrepen. Volgen nu de begroetingen. In dezelfde talen komen om beurten gezanten naar voor, die groeten overbrengen en dan de voornaamste groepen van pelgrims opsommen. Telkens is er een kleine pauze. Als de betreffende groepen op het plein reageren, krijgen ze een saluutje van de Paus in hun richting. In al zijn eenvoud is dit een mooie plechtigheid. Op het einde van het publieke gedeelte volgt de zegen. Terwijl het volk stilaan het plein verlaat, begint de Paus vooraan zijn eregasten te groeten. Hij staat recht op een verhoogje en om beurt kunnen bisschoppen, gezanten, pasgehuwde koppeltjes en andere uitverkorenen zijn hand komen kussen en enkele zinnetjes uitwisselen. De volgende dag vind ik bij de Vaticaanfotograaf Felici op Cola di Rienzo foto's van de audiëntie en een shot, waar de Paus vlak vóór mij passeert en me lijkt aan te kijken. Ik laat hem uitprinten en opsturen. Thuis vind ik op internet nog een beeldverslag van de audiëntie.

Om te bekomen van zoveel spiritualiteit, besluit ik 's namiddags eens naar het mondaine Lido di Ostia te gaan met het treinlijntje naar de kust. De trein rijdt langs de immense ruďne-site van de haven van het Oude Rome. Ostia zelf is ietwat kleurloos, maar aan het strand gun ik me enkele uren rust als afsluiter van de fietstocht. Terug in Rome, wandel ik helemaal te voet terug van het station van Ostia over Testaccio en Trastevere. Ik blijf eten in het restaurant Paolo, waar kleine Jef 20 jaar vaste gast was (maar de baas herinnert zich hem niet meer) en ga daarna nog even langs bij de kapper.


Donderdag 15 september : Rome-EUR-Fiumincino

Laatste etappe. Altijd moeilijk om op kaarten af te lezen of je al dan niet met de fiets aan de terminals van de luchthaven kan geraken. Om zeker te spelen, rij ik naar Ostia om daar dan langs de kust tot aan de luchthaven te geraken. Tot de administratieve EUR-wijk, in dezelfde herkenbare Mussolini-stijl, gaat het vlot, maar dan wordt het een echte puzzel. De SS8 is de oude weg. Ernaast ligt de SS8 bis, even breed, zelfde wegdek, maar met het statuut van auto-weg. Die SS8 en SS8 bis slingeren zich als spaghetti's over en rond mekaar, opritten zijn soms op de ene weg aangesloten, soms op de andere. Het is een vervelende rit. Aan de ruďnes van Ostia kan ik eindelijk dat labyrinth verlaten en dan is het maar enkele kilometer meer recht op het internationaal luchthavenstationsgebouw af.
Fiets in geladen toestand vóór demontage en verpakking*Fiets in verpakte toestand. Beschermkarton over noppenplastiek. Fietszakken in zeilzak ingepakt. Stuurtas als handbagage.
Ik rij gewoon binnen, parkeer me in een verlaten hoek en doe nog maar eens de volledige afbraak en inpakceremonie over, waarvoor ik al vanaf Brussel alle materiaal, karton, noppenplastick en kleefband meesleur. Het verloopt rimpelloos. De juffrouw aan de incheckbalie vergeet de extra Euro's voor mijn fiets te claimen en in Zaventem krijg ik alles in een minimum tijd geleverd aan de bagageband, ik flans de fiets weer wat in mekaar, hang de bagage erop en morgen is de verjaardag van mijn zus!



Gelezen : Op de fiets naar Rome van Ilja Leonard Pfeijffer

Verhalen over Rome met de fiets vind je bij hopen en alle delen ze wel dezelfde teneur, de voorbereiding, de tocht en anecdotes onderweg, het 'afzien', de wanhoop bij regen of vermoeidheid en dan de triomfantelijke intocht in Rome. Een buitenbeentje kreeg ik drie jaar na mijn eigen tocht in handen, 'Op de fiets naar Rome' van Ilja Pfeijffer. Pfeijffer is een beroepsschrijver, een keetschopper, een genre allesverwoester in de stijl van onze Herman Brusselmans. Zonder voorbereiding en zonder plan rijdt hij naar het Zuiden, de anti-pool van hoe wij het allemaal doen. Onderweg zie je hem stilaan in een langeafstandsfietser transformeren en zijn roken en overmatig drinken inruilen voor het plezier van fietsen. Een langzame bekering en alles bij mekaar een mooi verhaal van een fietsreis naar Rome.


De volledige foto-roman van mijn Rome-reis vind je hier.