Twee Canarische eilanden 

2011

La Palma en Tenerife op de fiets

Ik weet zeker dat ik me heb laten beïnvloeden door die artikels in de 'gespecialiseerde fietspers' dat fietsers, die van zichzelf willen geweten hebben dat het menens is, in de winter gaan trainen op de Canarische Eilanden. Toch had ik die verhalen wat meer in detail moeten lezen. Ik vond het al wat gek dat niemand van die sportmannen, die op het vliegtuig hun schema's zaten in te tikken op de fietscomputer, het toestel verliet in de eerste halte op La Palma. Blijkbaar vlogen ze allen door tot Fuerteventura ..


Palmboomegem en Sinte-Kruis

Las Palmas is de naam van een stad. De hoofdstad van Gran Canaria. En ook die van Mallorca, tweeduizend kilometer weg, op de Balearen. Hoeveel zonnekloppers liggen er ieder jaar niet naast het zwembad, zonder te weten in welk Las Palmas ze zich bevinden. Niet dat het veel belang heeft, de hotels, de sangria en tapas, de Spaanse ‘opvang’ zijn precies eender.

Het enkelvoud, La Palma, is dan weer de naam van een eiland, een van de zeven Canarische eilanden. Eigenlijk heet het San Miguel de la Palma, maar La Palma bekt beter voor een uitgedoofde vulkaan, die het van de zuiderse visioenen van koude-landenbewoners moet hebben. Santa Cruz is de hoofdstad van La Palma. Ook die van buureiland Tenerife heet zo. Zodat menig toerist op Santa Cruz vliegt en niet weet .. maar ik heb al iets dergelijks gezegd.

Fietsen op La Palma

Gewapend met een setje landkaarten ga ik eind januari een deel van die palmen en kruisen op de Canarische eilanden met de fiets verkennen. Ik begin met het meest Westelijke, La Palma, ‘la isla bonita’, waar niemand minder dan Madonna een liedje aan besteedde. Eeuwige lente zou er heersen op dat eilandje. Om maar te zeggen dat mijn verwachtingen heel hoog zijn. Geen geluk echter in deze uitzonderlijk slechte winter 2011, want deze vooruitgeschoven post in de Atlantische Oceaan krijgt in mijn fietsweek dagelijkse zweepslagen van spectaculaire onweders over zich heen. Op mijn fiets, onder de regencape dein ik over de rondweg van het eiland als een kabeljauwvisser op het dek van zijn schip in open zee.
Ik worstel me in tegenwijzerzin rond het eiland. Dat betekent dat links de centrale vulkaantop ligt, rechts de zee. Beide krijg ik nauwelijks te zien. De weg gaat ritmisch op en neer over de nerven van de zijwanden van de vulkaankrater, een grote omgekeerde flan caramel. Nu eens slaat de wind pal in het gezicht, dan krijg ik weer een stoot in de rug op een onverwacht moment. Het zijn 210 stevige kilometers en meer dan 4000 hoogtemeters klimmen, die ik nog volledig voor mijn ogen kan afrollen. Mooi leken ze wel pas achteraf.

Bananas

Banana mag al erg Spaans klinken, in Spanje heet zo’n kromme vrucht een plátano. En La Palma is het eiland van de plátaneros. De helft van de bevolking werkt in de bananenkweek. Ook al omdat er niet veel anders te beleven is op dit eilandje en omdat de talrijke, open bananenloodsen makkelijke schuilplaatsen zijn om even te bekomen van het slechte weer, word ik in enkele dagen een bananenkweekkenner. Bij iedere stop komt er iemand aandraven met een trosje cadeau en een paar woordjes uitleg. Bananen groeien niet aan een boom, het is een eenjaarse plant, die een keer ze haar trossen geleverd heeft, afsterft. Uit ondergrondse scheuten of nieuw geplante knollen ontstaan intussen nieuwe planten. Bananen hebben geen seizoen. Telers leggen een terrein planten aan en ongeveer een jaar later oogsten ze er de trossen. Die zijn nog groen, keihard en volstrekt oneetbaar – in tegenstelling tot de trosjes die ik krijg – want bananen rijpen in de consumptielanden in kelders waar gas in gespoten wordt.

Bananeneters verwachten altijd maar meer van de producent. Geen kleine kromzwaardjes meer, maar stoere, halfrechte bananen. Die soorten zijn dan net weer gevoeliger als plant en dus verdwijnen de Canarische plantages nu onder zeil. Het effect op het landschap laat zich raden, kilometers grauwwitte serres, grote vlekken die je moet photoshoppen uit de natuur- en landschapskiekjes, die vroeger op La Palma altijd vanzelf posterkwaliteit hadden.

De Vlaamse geschiedenis van La Palma


Ik zal zeker de eerste Vlaming niet geweest zijn, die even de ogen moest uitwrijven, wanneer hij achter de historische Salvador-kerk van Santa Cruz de la Palma op het straatnaambordje ‘Calle Van De Walle’ botste. Twee straatjes verderop is ‘Van Dale’ aan de beurt met een plein en straat, in een oud centrum van een zakdoek groot. Ik vraag aan de bazin van pension ‘Canarias’ of ze daar ooit iets hoorde over vertellen. Ze valt uit de lucht, nooit iets over gehoord, ook niet dat Van geen voornaam is, maar deel uitmaakt van een familienaam. Wanneer ik drie dagen later na mijn eilandrondje weer opdaag in dezelfde zaak, blijkt de hotelierster voor mij op zoek geweest te zijn en ze geeft me trots enkele copies van artikels van Nicolas Kozma.

Kozma is een Hongaarse gepensioneerde in La Palma, die zich al jaren over de geschiedenis van de Vlamingen op het eiland aan het buigen is. De artikels, die ik meekrijg, publiceerde hij net deze laatste week van januari in een streekkrantje.
De Canarische Eilanden werden door Spanje bezet op het einde van de 15de eeuw, net vóór Vlaanderen onder de Spaanse kroon en repressie kwam en de exploratie van Amerika aanving. In de 16de eeuw van ongebreidelde kolonisatie van Amerika, vulden beide toevoegingen aan de Spaanse heerschappij mekaar goed aan. De Canarische eilanden en de haven van Santa Cruz de la Palma in het bijzonder als laatste pitstop voor de armada en de handelsvloot van Spanje richting Caraïben aan de ene kant en de Vlamingen om de boel een beetje te helpen organiseren en de Indianen te gaan bekeren. Bij de uitbouw van Santa Cruz kwamen veel Vlaamse families zich op het eiland vestigen.

Kozma is alles aan het documenteren. Ganse stambomen is hij aan het ontrafelen. Dit zijn de vertaalde grote lijnen van zijn publicatie in de Diaros de Aviso:
Vlamingen kwamen zich op de Canarische Eilanden vestigen vanaf de 13de eeuw, maar de grootste toevloed had plaats in de 16de en 17de eeuw. Bestemmingen waren ook Tenerife en Gran Canaria, maar op de eerste plaats La Palma. Dat eiland en zijn havenstad Santa Cruz groeiden in enkele decennia uit tot een grote handelsplaats met een heel gemengde bevolking van inwijkelingen.
De hechte band tussen Vlaanderen en de Canarische Eilanden is ook nu nog zichtbaar in het kunstpatrimonium bijvoorbeeld en in de beleving van bepaalde religieuse gebruiken. De Vlaamse kolonie was blijvend. Ze dreven handel in suiker, later in wijn, namen deel aan het publieke leven en gingen stilaan op in de nieuwe bevolking.
Enkele van de pioniers zijn bij naam gekend, Jacob Groenenberg uit Antwerpen, Bathasar Ghyselinck uit Ieper, Louis Vandewalle, Peter Westerlinck uit Oudenburg. Later vinden we nog vele verspaanste Vlaamse familienamen, Aysel, Bandama (Vandamme), Van Daisele .. De familie Groenenberg werd Monteverde, Ghyselinck verspaanste in Guisla. Afstammelingen van die laatste familie vestigden zich in Peru en een Guisla lag mee aan de onafhankelijkheid van dat Zuid-Amerikaanse land in de 19de eeuw.
De Vandewalles nemen een speciale plaats in. Afkomstig uit een adellijke familie van Brugge en Kortrijk, werd Louis Vandewalle door Keizer Karel aangesteld als militair gouverneur van het eiland. Hij bouwde versterkte plaatsen uit over het volledige eiland, hospitalen en openbare gebouwen. Midden de 16de eeuw was hij politiek de belangrijkste persoon van La Palma en zijn nakomelingen, die de titel droegen van Seigneurs Vandewalle van Lembeke, behoorden nog vele generaties tot de elite van het eiland.


Tenerife


Een lange, saaie ferry-tocht verder fiets ik aan wal in Santa Cruz de Tenerife. Het is midden de week, 2 februari, maar de stad is volledig verlaten, alles is dicht. Het duurt even voor ik doorheb dat 2 februari, feest van Candelaria (Lichtmis), de nationale feestdag is van Tenerife en voor iedereen een vrije dag. Dat alle Canario’s nu uithangen rond de Basiliek van Onze-Lieve-Vrouw van het stadje Candelaria, zie ik spijtig genoeg pas ’s avonds op tv.

Los Rodeos


Wat een naam had die luchthaven van Tenerife tot eind van de jaren ‘70! Toen was het woordje ‘rodeo’ ook nog erg gekend, intussen is dat stoerecowboyspel op de ranch is uit de actualiteit geraakt. De naamsverandering in ‘Tenerife Noord’ kwam er niet omwille van ongewenste associatie met de veehouderij, maar om de herinnering uit te wissen van de grootste luchtvaartramp uit de geschiedenis. Ik maak er een fiets-ommetje voor om even ter plaatse te zijn.
Geen enkele aanduiding met de oude vermelding is nog te bespeuren rond de luchthaven van Santa Cruz de Tenerife.‘Los Rodeos’ was de naam van de kleine localiteit, die onder de startbaan verdween in de jaren ’30.  Franco zou er in 1936 van opstijgen om de Spaanse burgeroorlog te gaan winnen. 

In 1977 had op de luchthaven ‘Los Rodeos’ de spectaculairste en grootste vliegtuigramp ooit plaats. Een 747 van de KLM struikelde bij het opstijgen over een jumbo-jet van Pan Am, die op dezelfde baan aan het taxiën was. Het ongeval met 583 doden werd veroorzaakt door een menselijke fout. De Nederlandse piloot Van Zanten stuwde zijn toestel over de startbaan zonder toelating voor vertrek en ondanks vragen en waarschuwingen van de twee anderen in de cockpit. De botsing was het onvoorstelbare resultaat van een lange dag vol toevalligheden en miserie, beide toestellen waren moeten uitwijken van Gran Canaria voor een bomalarm daar, vertragingen stapelden zich op bij de wachttijd op de kleine luchthaven van Los Rodeos, de taxi-baan was onbruikbaar omwille van de uitgeweken toestellen, een zware mist viel in en de bemanningen dreigden buiten gereglementeerde werktijd te vallen.  Ik ga het verhaal van de crash niet doen, internet bulkt van details, transcripties van cockpitgesprekken en animaties van de botsing. ‘Los Rodeos’ heet nu Tenerife Noord. Bevelhebbers aan de stuurknuppel zijn nu collega’s geworden. Spanjaarden in verkeerstorens hebben Engels geleerd.

Ik rijd met de fiets het luchthavenstationsgebouw binnen en zie direct dat het nog hetzelfde is als dat op de foto’s van 30 jaar geleden. Nergens is een opschrift te bespeuren dat aan de ramp herinnert. Een jonge medewerker in een krantenstalletje – werkt toch al drie jaar op de luchthaven, zegt hij – heeft nog nooit van de crash gehoord en vermoed dat ik het verkeerd voorheb. Zijn bazin komt ons ter hulp, zegt me dat er nergens een monumentje zal te vinden zijn en doet dan uitgebreid relaas aan haar collega over de ramp. Ik luister mee en zie hem met wijdopengesperde ogen en mond luisteren naar het drama, dat zich hier afgespeeld heeft en waar hij geen weet van had. Ik heb het gevoel dat ik de herinnering aan de slachtoffers nu met 50 jaar verlengd heb via dat krantenmannetje en rij Tenerife Noord weer uit.

Fietsen op Tenerife


Twee natuurparken lonen wel de moeite, de Noorderpunt met de Macizo de Agana en dan de overmijdelijke Teide. Hoogste berg van de Canarische eilanden met 3717 meter, meteen ook hoogste top van gans Spanje. Een vulkaan alweer, mooi kegelvormig. De klim is wel wat eentonig en op de vlakte op 2300 meter – zo hoog kan je fietsen - is het aardig koud. Tenerife met twee miljoen inwoners is druk langs de kust en niet echt mooi te noemen. Ik fiets het af voor de volledigheid en mijn plannetje om de komende jaren de andere eilanden te befietsen, is wat afgekoeld. Spanje zelf is toch wel stukken interessanter.